//= get_template_directory_uri() . '/vendors/fontawesome/fontawesome/fa-regular-400.woff2' ?> //= get_template_directory_uri() . '/vendors/fontawesome/fontawesome/fa-solid-900.woff2' ?> //= get_template_directory_uri() . '/vendors/fontawesome/fontawesome/fa-light-300.woff2' ?>
Tamika (nu 18) was op school ijverig en in zichzelf gekeerd. Leraren zagen haar als leergierig en ouders wilden liever niet dat hun kinderen met haar omgingen. Daardoor zag niemand dat het thuis helemaal niet goed ging. En doordat ze geen vergelijkingsmateriaal had, zag Tamika dat zelf ook pas later en vroeg ze als 15-jarige of ze uit huis kon worden geplaatst. ‘Ik wilde ook eigenlijk niet dat er iemand bij me kwam spelen, want ik schaamde me voor mijn thuissituatie. Maar het was al heel wat geweest als het wel was gevraagd. Als volwassenen mij wel hadden gezien, had ik eerder de hulp gekregen die ik hard nodig had.’
‘Ik denk dat ik acht was, toen ik me voor het eerst bewust werd dat het thuis niet goed ging. Hoewel het eigenlijk voor mij ook wel normaal was, want ik werd nooit uitgenodigd om te komen spelen, dus ik kende niets anders dan mijn eigen situatie. Er was één vriendinnetje dat in mijn flat woonde; die kwam wel bij ons thuis. Maar verder niet.
Nee, eigenlijk niet. Ik ging buiten school nergens heen. En op school richtte ik me helemaal op mijn werk. Ik denk dat de leraren dachten dat ik heel leergierig en gedreven was. En dat ben ik ook wel, maar school was voor mij ook een afleiding van thuis.
Ja, zeker. Natuurlijk kan een kind van acht heel gedreven zijn om te werken, maar de manier waarop ik dat deed, was niet gezond. Mijn leraren zagen vooral dat ik graag naar school ging, maar er waren heel veel tekenen dat het niet goed met mij ging. Ik was altijd heel erg in mijzelf gekeerd, praatte met niemand, ik zei alleen iets als me iets werd gevraagd. Zo zou een kind van acht er niet bij moeten zitten.
Ja, zeker. Als er eerder hulp was geweest, was ik eerder uit huis geplaatst, of had dat misschien niet gehoeven. In ieder geval had ik zelf dan niet met die druk hoeven omgaan, want het was natuurlijk wel een hevige klap in de relatie met mijn ouders dat ik die beslissing zelf heb moeten nemen.
Mijn leraren. Door het beeld dat mensen hadden van mijn ouders, werd ik buitengesloten en mocht ik bij niemand thuis komen. Daar is op de basisschool nooit iets mee gedaan. Ze hadden contact kunnen leggen met een vertrouwenspersoon of met Jeugdzorg. Die hadden dan een instantie kunnen inschakelen die bij ons thuis had meegekeken.
Ja, zeker. Er werd over mijn ouders vaak negatief gepraat. Ik denk dat andere ouders dachten dat dat invloed op mij had en dat als hun kinderen met mij omgingen, dat ook invloed op hen zou hebben. Maar kinderen gingen niet alleen niet met mij om, maar gingen mij ook pesten. Ik neem hun dat niet kwalijk, als kind weet je niet beter dan wat je ouders je vertellen.
Nee, ik denk het niet, want ik schaamde me voor mijn thuissituatie. Maar het was al heel wat geweest en ook heel fijn als het wel was gevraagd.
Ja, op de basisschool hebben ze een docente ingeschakeld in verband met het pesten. Maar ik had het met haar niet over mijn thuissituatie en na een maand ging ze met pensioen. Ik had een goede klik met haar, dus ik wilde haar wel heel graag over mijn thuissituatie vertellen, maar ik was bang voor de gevolgen.
Ja.
Vanaf mijn veertiende, vijftiende ging ik wel eens bij een vriendin op bezoek en merkte ik hoe anders het daar was dan bij mij thuis. Ik had al wel twee gezinsvoogden bij Jeugdzorg, die ook niet echt een goed beeld hadden en de situatie niet heel zorgelijk vonden. Maar ik dacht: als ik mijn zorgen bij hen neerleg, kunnen ze daar wel iets mee. Toen ben ik samen met mijn ex-vriend naar hen toegegaan en ben ik diezelfde dag nog uit huis geplaatst.
Ja, best wel, want ik was bang dat mijn ouders boos zouden zijn.
Ik heb een jaar in een Jeugd-ggzinstelling gewoond. Voor hen was het voornaamste doel dat ik nog kind kon zijn, maar dat werkte voor mij niet. Want hoe moet je kind zijn als je niet weet hoe het is om kind te zijn?
Maar het heeft me wel veel rust gebracht. En ik kon aan mezelf werken, in therapie gaan en de relatie met mijn ouders opnieuw en op een gezondere manier opbouwen.
Goed. Ik zit nu nog in het laatste jaar van de middelbare school en ga hierna sociaal werk studeren.
Ja, goed. Ik ga vaak bij mijn moeder op bezoek. En met mijn vader gaat het ook wel goed, maar die zie ik gewoon wat minder.
Ja, zeker. We hebben allebei onze eigen problemen en dat ging op de lange duur niet goed samen. We moeten afstand kunnen nemen als dat nodig is. En dat kan nu.
Let beter op het gedrag van een kind. Als een kind zich alleen maar op school stort en geen vrienden heeft, gaat er iets niet goed in zijn ontwikkeling op sociaal gebied en moet je je daar als leraar zorgen over maken.
Reken een kind niet af op een thuissituatie waar het niets aan kan doen en waar het ook niets aan kan veranderen. Een kind moet buitenshuis niet de dupe zijn van de situatie van zijn ouders.
Het maakt niet uit wat iemands ouders gedaan hebben, nodig het een keer uit om te komen spelen. Je mag een kind nooit buitensluiten.’
Interview: Marijke Verduijn
Van 29 januari tot en met 4 februari is het de jaarlijkse Week van het Vergeten Kind van stichting Het Vergeten kind. De stichting zet zich in voor de honderdduizend kinderen die opgroeien in een gezin met heftige problemen; en voor de ruim 55.000 kinderen bij wie dat zo mis gaat dat ze niet meer thuis kunnen wonen.
Lees hier wat jij kunt doen, of bezoek de website van Het Vergeten Kind.