‘Ze komen hier tot rust’

‘Ze komen hier tot rust’

Toen ze jong was, wist Janine zeker: ik wil geen kinderen en ik ga niet in de zorg. Nu zit ze regelmatig met negen kinderen aan tafel. Haar drie zoons, van wie twee met aanhang, en vier jongeren die niet thuis kunnen wonen en al verschillende andere plaatsingen achter de rug hebben. ‘Als je weet hoe vol die groepen zitten. Als je ziet hoe ze hier tot rust komen. We willen heel graag dat ze erop leren vertrouwen dat ze krijgen wat ze nodig hebben. Dat er van alles genoeg  is. Dat we doen wat we beloven. Dat is waar we het voor doen.’

De zoons zijn deze middag niet thuis, maar de vier andere kinderen wel. Shirley (14), die niet naar school kan omdat er de klas COVID is, zit aan de gigantische eettafel een boterham te eten. Een half uur later komen de twee andere meiden (16 en 13) van boven. De jongste van de twee is er pas een week en wil graag naar de stad.

Als ze net weg zijn, komt Angelo (10) uit school. Trots laat hij zijn kamer zien. Hij heeft de kleuren, het dekbed en de meubels zelf uitgezocht. Op het tafeltje naast zijn bed staat een stroboscoop. Boven zijn bureau vol spulletjes hangt zijn pas verworven B-diploma.

‘Ieder kind moet een eigen kamer hebben’, zegt Janine. ‘Als ze hier komen, ga ik met ze naar Ikea en mogen ze zelf hun kamer inrichten. Vaak gaan de anderen mee en mogen die ook wat uitzoeken.’

Spoorloos
Ja, hoe begon het? Ze hadden al heel lang vakantiekinderen. Eerst twee jongens uit Duitsland en toen een jongetje van zeven uit de Oekraïne. Toen dat na zeven jaar zomaar opeens wegbleef, omdat hij spoorloos was, was het hele gezin was van slag. 

Als Z- verpleegkundige begeleidde Janine al bijna 25 jaar gezinnen waar het niet helemaal lekker liep. Vaak door een verstandelijke beperking, waaruit dan weer financiële problemen of opvoedproblemen voortkwamen. Bij de meeste gezinnen kwam ze twee keer per week. Maar problemen houden zich meestal niet aan een schema.


Nadat het mis was gelopen met hun Oekraïense vakantiekind, begon ze steeds vaker te denken: wat kunnen we doen voor Nederlandse kinderen die het huis uit moeten? Want daar was ze het ook niet altijd mee eens.

Dan vroeg een moeder of ik de volgende dag langs kon komen, maar zat m’n rooster al vol.

Huisje in de tuin
Bijna twee jaar verzamelden Erik en zij informatie. Wat is een gezinshuis? Hoe krijgen we een hypotheek voor een groter huis? Hoe zit het met de voogdij? Hoe krijgen we een accreditatie? Kunnen we dit helemaal zelfstandig, of is het beter onder de vleugels van een organisatie? 

Oorspronkelijk hadden ze plannen voor een huis waar ze een aantal tiny houses om heen zouden neerzetten. Sommige jongeren hebben geen 24 uur hulp nodig, maar alleen als er iets is. Toen dat er bij de gemeente niet door kwam, gingen ze op zoek naar een huis waar vier of vijf kinderen extra bij zou kunnen. 

Het was na veel afwijzingen uiteindelijk de Triodosbank die hen wilde helpen met een hypotheek. Erik maakte zelf een extra kamer op de bovenverdieping, zodat daar nu vijf kinderen kunnen slapen. De oudste twee zonen hebben onderdak gevonden op de zolder van de garage en in een huisje in de tuin. Dat huisje willen Janine en Erik later inzetten voor de zelfstandigheidstraining van de andere kinderen. Dan wonen ze op zichzelf, maar zijn Janine en Erik wel in de buurt. 

‘Ik ga hier nooit meer weg’
Ze kregen in mei 2020 de sleutel. Elf dagen later kwam Danique – toen 14. Het was haar zesde plaatsing. ‘Een mooie jongedame, die heel lief is en erg zorgzaam’, zegt Janine. ‘Maar als ze onder spanning staat, kan het zomaar escaleren. Dan zeggen we: “Je mag zijn wie je bent, maar je hoeft niet te gaan schreeuwen of schelden. Eigenlijk is de boodschap: jij bent waardevol, maar het gedrag dat je vertoont niet. Dat kun je het beste duidelijk maken door heel rustig te blijven.’ 

‘Terwijl we het huis nog aan het opknappen waren, zei Danique: “Hier ga ik nooit meer weg.” Maar toen ze er een jaar was, kwamen de wijkcoach en de zorgaanbieder haar ondersteuningsplan bespreken en zeiden ze: “straks word je achttien, dus we moeten nu al gaan kijken waar je dan naar toe gaat.” Dat zeg je toch niet tegen een meisje dat al vijf andere plaatsingen achter de rug heeft? Als je weet hoe vol die groepen zitten. Als je ziet hoe Danique hier tot rust is gekomen.
Dat gaan we dus niet doen. Ik zet mijn zoon van 22 toch ook niet op de stoep?’ 

Geen moment alleen
Twee maanden na Danique kwam Angelo (nu 10), daarna Shirley. Oorspronkelijk hadden ze besloten dat Janine het gezinshuis zou doen en Erik zou blijven werken, anders was het financieel niet te doen. Maar Angelo had één-op-één-begeleiding nodig had. Hij vertoonde heel agressief gedrag, sloeg de boel op zijn kamer in elkaar, viel de huisdieren lastig. ‘We konden hem geen moment alleen laten. Ik kon niet eens naar de wc.’
Een tijdlang was het hele gezin alleen maar bezig dat op te vangen. Erik trok het niet meer en werd overspannen. Aan het eind van het jaar nam hij zijn vakantiedagen op en diende hij zijn ontslag in. Nu schoolt hij zich om via de opleiding ‘voor anders opgeleiden in de zorg.’

Financieel is dat onzeker, maar ze zijn er trots op dat ze het gered hebben. Angelo is er nu twee jaar en het gaat heel goed. ‘Sommige kinderen zitten sociaal-emotioneel op peuter- of kleuterniveau. Je moet weten: ik zie wel een meisje van zestien, maar van binnen is ze dat niet. Dat maakt het wel lastig. Sommigen zijn ook heel beïnvloedbaar en kunnen zomaar aan de drank of de verslavende middelen gaan.’

Enschede, Twente, Nederland – 6 april 2021. Gezinshuis De Inspiratie. Opgezet door Janine en Erik Kennis. Naast hun eigen kinderen wonen o.a. Daniek en Shirley bij hun in huis.

Soms is de omgang met de kinderen best lastig. ‘Maar het is ons vak en dat kunnen we wel.’ Lastiger is het vaak met alle verschillende partijen, zoals de gezinsvoogden (bij een gedwongen uithuisplaatsing) of wijkcoaches (bij een vrijwillige plaatsing). Een van de kinderen heeft binnen twee jaar al een zevende gezinsvoogd. Daar zijn hele goede en betrokken mensen bij, maar anderen nemen soms besluiten, terwijl ze het kind nog nooit hebben gezien.

Behalve naar de besprekingen gaan ze met de kinderen ook naar therapieën, en halen en brengen ze naar sport. En er moet altijd iemand thuis zijn. ‘Ik kan niet weg als Erik er niet is.’ 

Respect naar de eigen ouders
Maar er zijn ook heel mooie dingen. Vorige week zwom Angelo af. Na afloop kwam zijn moeder langs in het gezinshuis, er was taart en toen hij naar bed ging, las ze hem voor. Achteraf liet ze weten hoe fijn ze dat had gevonden. ‘En ik zei hoe fijn ik het had gevonden dat ze bij ons in huis was geweest. Het respect naar de eigen ouders vind ik heel belangrijk. Soms is dat moeilijk, omdat de kinderen wel zien dat ze er niet altijd zijn als ze hen nodig hebben. Maar dan zeg ik: “Je moeder heeft problemen met dit of dit, maar ze is wel heel gek met je.”

Alle kinderen hebben contact met hun ouders. In principe gaan ze om het weekend een dag of een paar nachten naar hun ouders, maar soms gaat dat op het laatste moment niet door, of belt een ouder halverwege of ze het kind weer kunnen komen halen. 

Leuke dingen doen
 ‘Wij zijn geen vader en moeder. Ze noemen ons Erik en Janine. Angelo zei wel een keer: “Je bent wel een beetje een bonusmoeder” en Danique noemde me een keer haar gezinshuismoeder. “Mag dat wel?”, vroeg ze. Ik zei: “Lieverd, je mag me noemen hoe je wil.” Dat laat ik bij hen.’ 

Financieel is het soms wel zwaar. Daar kan ze wel eens wakker van liggen. ‘De kinderbijslag gaat naar de ouders, maar kan zomaar opgaan aan andere dingen. Soms is er als ze thuis zijn geen eten, of zijn er geen nieuwe schoenen als de oude versleten zijn. Die schaffen wij dan maar aan. En je moet toch ook leuke dingen kunnen doen.’

Last
Het gaat niet altijd goed. ‘Vorig jaar waren er twee broers van 14 en 16, met wie het niet goed ging: verkeerde vrienden, zonder bericht wegblijven, zich niet aan afspraken houden, weglopen. Op een gegeven moment trokken ze de meiden daar ook in mee. Dat ging niet meer. Toen zijn ze hier weggehaald. Daar heb ik nog last van, ik heb ook altijd nog contact. Erik is daar nuchterder in.’

Een paar weken later zei hun jongste zoon van zestien: “Dit wil ik niet meer.” ‘Toen schrokken we wel. We hadden vóór we hieraan begonnen natuurlijk wel overlegd met de kinderen: wat vinden jullie van het plan? Willen jullie wel verhuizen? De jongste zei toen: “O, wat leuk, dan ben ik niet meer de jongste.” Maar je weet van tevoren natuurlijk niet hoe het zal zijn. 

Wakker liggen
We hebben hem heel nadrukkelijk gevraagd of hij het gezinshuis überhaupt nog wel zag zitten. Maar dat was het probleem niet. Hij had veel contact met die twee jongens en had het heel naar gevonden dat ze weg moesten. Hij zei: “Je moet geen jongens van mijn leeftijd meer nemen, want ik kan er niet tegen als ze weer weg gaan.” Dus nu hebben we een jongen van dertien op het oog, dan heeft Angelo ook iemand.

We overleggen een nieuwe plaatsing ook met de gezinshuiskinderen. Ik wil rustig een goede match kunnen zoeken, want het luistert nauw. We zijn een weekend met z’n allen naar Center Parks geweest. Ik ben met de meiden drie dagen naar Amsterdam geweest. We hebben met z’n allen voor de jongste een week op een kindercamping gestaan. We hebben zoveel lol gehad, maar dat is wel een wankel evenwicht. Als er iemand komt die daar geen zin in heeft, wordt het moeilijk. Daar kan ik wel wakker van liggen.’ 

Als Erik en Janine nu terugdenken aan hun leven van drie jaar terug, kunnen ze zich dat bijna niet meer herinneren. Dat geldt nog veel sterker voor de kinderen. ‘De jongste werd op de groep regelmatig gefixeerd. Dat hebben wij hier helemaal aan het begin maar één keer hoeven te doen.

En wat we van de meiden terug horen, is hoe fijn het is dat ze geen wisselende begeleiding meer hebben, die ze soms nauwelijks kunnen leren kennen, dat ze niet meer een paar keer per dag verplicht achter de deur moeten, dat ze gewoon eten en drinken mogen pakken als ze dat willen. Hoewel ze dat laatste nog steeds lastig vinden. Natuurlijk zijn er op de groep ook goede dagen, maar er is ook heel vaak gedoe. Ruzie, geschreeuw, Iemand die flipt, of die wegloopt. 

Het gaat hier allemaal wat relaxter. Ze mogen doen wat ze willen; het is ook hun huis. Wij overleggen heel veel: waar hebben jullie zin in vandaag? Ze laten om de beurt de honden uit na het eten, maar dat is het wel ongeveer – onze eigen kinderen hoeven ook niet veel te doen. En er zijn afspraken over de was, anders heb ik geen overzicht meer. 

Vertrouwen
We zien dat ze het beter doen. Ik wil heel graag dat ze erop leren vertrouwen dat ze krijgen wat ze nodig hebben. Dat we, als we hebben afgesproken dat we ze ophalen, er ook zijn. Dat ze een dak boven hun hoofd hebben, eten, aandacht en hulp krijgen. Dat is waar we het voor doen. 

Ik hoop dat we ze kunnen inspireren dat ze mogen zijn wie ze zijn. Dat we ze zoveel kunnen meegeven, dat ze zich – al naar gelang hun mogelijkheden – later zelfstandig kunnen redden. Dat ze een thuis hebben gehad, en dat hun ouders ook in beeld zijn gebleven. En hoop dat ze, als ze hier weg gaan, weten dat ze hier altijd weer naar toe kunnen.’

Interview: Marijke Verduijn
Foto’s: Pieter van den Boogert