Hoe versterk ik hun innerlijk kompas?

Hoe versterk ik hun innerlijk kompas?

‘Dat begint met het versterken van hun gevoel voor eigenwaarde en met erkennen wie het kind is. Zoeken: wie ben jij? En daarop aansluiten. Ik wil hen bevestigen in wie ze zijn en niet in wie ze zouden moeten zijn. Elk kind is uniek en die uniciteit moet gezien en beloond worden. Dat doe ik door hen mee te geven dat ze goed zijn zoals ze zijn – ook met de wat minder mooie dingen.

Dat is geen prinsen- en prinsessenopvoeding, zoals je dat wel hoort in gesprekken met andere ouders: dat de persoonlijke ontwikkeling van hun kind altijd het belangrijkste is. Daar zijn we altijd wars van geweest. We leven met elkaar en niemand is volmaakt. Je leeft niet alleen en je hoeft je niet ondergeschikt te maken aan anderen, maar je bent ook niks minder.’

Natuurlijk zie ik hun minder mooie eigenschappen ook wel. En als ze zich zo gedroegen dat het ten koste ging van anderen, hebben we altijd ingegrepen. Ik vind het belangrijk dat ze er op bedacht zijn een ander niet bewust pijn te doen. Maar ik ga niet zeggen: “dat vind ik een slechte eigenschap van jou.” Wel: “schat, daar ga je het nog lastig mee krijgen.”

Ik merk dat iedere leeftijd nieuwe impliciete vragen oproept: welke grenzen stel ik, welke ruimte geef ik, waar ga ik me mee bemoeien en waar niet?  Dat wordt ook sterk bepaald door hun karakters en wat er met hen gebeurde. Het ene kind is veel opener dan het andere.  Bij het ene moet je goed doorvragen, bij de ander hoef je er alleen maar te zijn. Mijn jongste dochter is een open boek. Dan is mijn rol te luisteren en af en toe een reflecterende vraag te stellen: “zou het ook zo kunnen zijn dat…”

Hoe kan ik nou zeggen hoe jij zou moeten zijn? Wij doen het zoals wij het doen en als zij het anders doen: prima. Wij zijn niet de maat. Ik zie mijn rol vooral als coachend. We stelden natuurlijk wel grenzen, maar daarbinnen wilden we vooral coachen en als ze over de grenzen heen gingen, was er altijd een weg terug – zonder dat ze zich hoefden te schamen.

Ik zie het gezin als een plek waar mensen bereid zijn met je mee te lopen en waar je leert te vertrouwen op je gevoel. Daarin spelen ouders een heel belangrijke rol. Ik merk dat kinderen heel gevoelig zijn voor de goed- of afkeuring van hun ouders. Ook al heb je het heel goed met elkaar, de relatie is nooit helemaal gelijkwaardig. Ik ben daar heel alert op. Dat ligt anders bij broers en zussen. Die mogen soms tegen elkaar zeggen wat ik niet mag: “Jij oordeelt zo hard” of “wat ben je egoïstisch”.’

Het allermoeilijkste vind ik om te moeten zien dat ze hun butsen en deuken oplopen. Ik zou ze zo graag beschermen. Ik heb er niet zo’n moeite mee ze los te laten, maar ze zijn deel van mij en hun pijn is mijn pijn. Het is mijn opgave dat niet te veel door te laten klinken of te problematiseren, maar er wel voor hen te zijn. In het vertrouwen dat ze bij me komen als ze me nodig hebben.

En ik vraag me ook nog steeds af of ze wel voldoende weerbaar zijn. Ik geloof het wel, maar het is niet de makkelijkste weg voor kinderen. Het is een zachte manier van opvoeden en ze moeten hun weg vinden in een wereld met veel krachtenvelden. Bijvoorbeeld veel competitie. Dat vraagt wat anders dan spierballen. Voor alle drie geldt dat bij samenwerken in projecten. Ze vragen veel van zichzelf en anderen maken daar gebruik van. Dat is wel moeilijk, maar wij zullen hen nooit de harde confrontatie aanraden. We zeggen eerder: “ga maar door, blijf doen wat bij jou past”.’

Er zijn natuurlijk situaties waarin we voor hen opkomen. Eén van de meiden maakte onderdeel uit van een groep die een ander meisje heeft gepest. Ze was daarin meegetrokken, maar ze was de enige die desgevraagd aangaf dat ze bij de pesters hoorde. Dat maakte haar tot de zondebok. Ze moest – als enige – een brief schrijven aan dat gepeste meisje.
Ze heeft dat thuis niet durven vertellen, omdat ze door die reactie van school slecht over zichzelf was gaan denken. We zagen wel dat het slecht ging met haar, maar hier was ik niet op bedacht. Toen dacht ik wel: hebben we haar een te hoge standaard meegegeven? Ik vond het heel erg dat zij het thuis niet durfde vertellen, maar ik was vooral boos dat de school heel erg had uitgepakt en haar in de groep had geïsoleerd en dat wij daar niets van wisten.

Ik vond het heel goed dat ze er eerlijk voor uitkwam. Maar als ze iets weerbaarder was geweest, had ze wel gezegd dat er nog anderen bij betrokken waren.

Het doel van onze opvoeding is niet dat ze gelukkig worden. Dat vind ik te makkelijk. We proberen ze zo op te voeden dat ze vanuit zichzelf het leven volledig kunnen leven met alles erop en er aan. All inclusive. Dat ze het aan kunnen – met zichzelf en met de ander. Volgens mij worden het dan mooie mensen en hebben ze het ook goed met zichzelf.’

Interview: Marijke Verduijn