‘Ouders, leg die telefoon weg’

‘Ouders, leg die telefoon weg’

Mijn dochter van drie zat in bad. Ik zat op de rand een spelletje Tetris te spelen. Het ging geweldig: ik was op weg mijn eigen record te breken.
‘Mamma, ik heb het koud’, zei mijn dochter. ‘Ik kom zo’, zei ik, terwijl ik mijn ogen op het scherm gericht hield. Even later zei ze: ‘Maar ik heb het echt koud’. ‘Ik haal je er echt zo uit’,  beloofde ik. Ik had net mijn record verbeterd en wilde nu kijken hoe ver ik kon komen. Toen ik – een kwartier?, een half uur?, een uur? –  later met een duizelingwekkend aantal punten “af” was, bleek het water steenkoud.
De volgende dag kon ik het device waarop ik het spelletje speelde nergens meer vinden. Jaren later zag ik waar ze het had verstopt: achter in haar kledingkast.

Ik ben niet de enige ouder, die zich in het bijzijn van haar kinderen laat verleiden door een apparaat.
Ik zie ouders achter de buggy, druk in gesprek, maar niet met hun kind.
In de supermarkt sta ik bij de kassa achter een kinderwagen met een krijsende baby. Tot ieders opluchting haalt de moeder na het afrekenen op een stoeltje bij de ingang een fles tevoorschijn. Twee seconden later is de baby stil. Al die tijd zegt ze geen woord. Dan zie ik de oortjes. Ze luistert, denk ik, een podcast.
Ik wacht in de auto voor een stoplicht en zie een jongetje van een jaar of drie steeds het drukke fietspad oprennen om takken op te rapen en in het water te gooien. Haastige fietsers proberen hem te ontwijken, maar zijn moeder ziet niets: zij is druk in gesprek met iemand aan de andere kant van haar smartphone. Bij zwemles wachten een vader en een zoontje van een jaar of twee tot het oudste jongetje weer aangekleed kan worden. De vader is druk met z’n smartphone en het jongetje hangt tegen hem aan. Al een paar keer vraagt hij zijn vader iets. Die zegt zonder – net als ik – zijn ogen van het scherm te halen: ‘Ga eens wat doen’.

Het zijn niet alleen persoonlijke ervaringen. Deze zomer raakten er meer kinderen kwijt op het strand en de strandwachten weten dat aan het smartphonegebruik van de ouders. Onderzoekers in Boston observeerden 55 ouders die met hun kinderen uit eten waren in een fastfoodrestaurant. Driekwart van hen haalde op enig moment hun telefoon tevoorschijn – sommigen zo lang dat ze hun kinderen bijna volledig negeerden. Natuurlijk vroegen de kinderen aandacht. Vrij weinig van hen kregen die ook.

Bij alle discussies over de tijd die kinderen achter een scherm doorbrengen, wordt verrassend weinig aandacht besteed aan het beeldschermgebruik van de ouders zelf. Het op ieder moment aangesproken kunnen worden door allerlei bronnen heeft een wetenschappelijke naam: continuous partial attention: continue gedeeltelijke aandacht. 

De term werd gemunt door Linda Stone, Het is iets anders dan multitasken, zegt Stone. Wie multitaskt, doet dat bewust om zo productief en efficiënt mogelijk te zijn. Continue gedeeltelijke aandacht gaat automatisch en onbewust. We willen ‘verbinding maken en verbonden blijven en niets missen van wat er gaande is’. Dat vereist – anders dan multitasken – niet onze volledige aandacht (vandaar het “gedeeltelijke”) en gaat – ook anders dan multitasken – de hele dag door (“continu”).

Maar wat doet die continue gedeeltelijke aandacht met onze kinderen? De smartphone bestaat nog maar vijftien jaar. We bevinden ons dus op nog betrekkelijk onbekend terrein. Maar we weten wel dat de communicatie met een ouder wezenlijk is voor de ontwikkeling en het welbevinden van een kind. En voor de relatie met de ouders? 

Kinderen ontwikkelen zich in een duet met hun ouders en andere verzorgers, die met hen meekijken de wereld in en benoemen wat ze zien. In huis en op straat. De blik van het kind volgt de blik van de ouder – en andersom. Wat betekent het voor de emotionele ontwikkeling van een kind als dat duet regelmatig moet wachten op wordt onderbroken door een serie appjes of een snelle Instagramcheck?

Natuurlijk waren ouders nooit constant met hun kinderen bezig. Ze waren ook in de weer met het huishouden, de andere kinderen, hun werk, de krant of de tv. Natuurlijk zijn ouders ook gewoon mensen: de maatschappelijke druk om altijd bereikbaar en op de hoogte te zijn, gaat niet aan hen voorbij. En natuurlijk moeten kinderen ook leren zichzelf te vermaken. Daar groeien ze van. Maar de smartphone vraagt onze aandacht steeds opnieuw en op alle mogelijke en onmogelijke momenten. Ook middenin een spelletje of tijdens het voorlezen. En bij chronisch afgeleide ouders gaat het om iets anders. Wat doet het met onze kinderen als het contact met en de zorg van hun ouders onvoorspelbaar wordt door de piepjes van hun telefoon? Laten we onze kinderen zo niet weten dat ze minder waard zijn dat het grappige filmpje of de appjes van vrienden op onze smartphone?

Jonge kinderen proberen onze aandacht nog te trekken door vervelend te gaan doen, boos te worden of weg te lopen. Dat is lastig. Maar misschien is het wel erger als ze zich erbij neerleggen dat hun ouders wel in de buurt zijn, maar opgaan in hun eigen ding. Bijvoorbeeld een beeldscherm.

Misschien moeten onze kinderen minder achter een scherm zitten. Maar in ieder geval moeten ouders grip krijgen op hun beeldschermgebruik. Kinderen moeten leren zichzelf te amuseren en verveling lijkt een onderschat groeihormoon geworden. Maar het lijkt me meer dan een mooie uitdaging: kunnen we, als we met onze kinderen bezig zijn – tijdens het eten, spelen, naar bed brengen, wandelen – onze telefoon tot verboden gebied verklaren? En het na een poosje eens met elkaar hebben over wat dat teweegbracht: bij ons, bij onze kinderen én in de relatie?

Wat deed ik met de moeder naast het drukke fietspad? Ik draaide het raampje open en wilde haar toeroepen. Maar ik aarzelde. De drempel om ouders aan te spreken op hun gedrag is hemelhoog. En toen was het licht alweer groen. 

Marijke Verduijn