‘Hoe houden we ze heel?’

‘Hoe houden we ze heel?’
Ik kwam in een al bestaand gezin. De oudste was behoedzaam, de jongste kroop meteen op schoot

Als kind voelde hij al heel sterk: bij mij stopt dit. Dus vóór we samen kinderen kregen, hadden we het daar al veel over: hoe kunnen wij het goed doen? Hoe houden we ze heel? Hoe zorgen we dat ze mogen worden wie ze zijn? Dat ze het pure en eigene waarmee ze geboren worden, kunnen behouden? We beseften allebei: je kan ze maken en breken. Ze zijn zo kwetsbaar.

Dat speelde natuurlijk al bij de dochters van Hans. Ik kwam ineens nieuw in een al bestaand gezin. De oudste was behoedzaam, ik moest haar echt voor me winnen, de jongste kroop meteen bij mij op schoot en is daar bij wijze van spreken nooit meer afgegaan. Na een jaar was ik zwanger. De meiden waren bang dat ze van hun plek zouden worden gestoten. Ze kregen angstdromen. En ik weet nog dat ze op een gegeven moment de nieuwe knuffels in de babykamer hadden omgewisseld voor hun oude. We probeerden hen gerust te stellen.

Ik was nog geen 30, had een depressieve man, twee stiefdochters, twee kinderen en probeerde een loopbaan op te bouwen. Het waren taaie jaren.

Toen onze zoon en twee jaar later onze dochter werd geboren, hielden de meiden meteen van hen. En wij ook. Maar bij Hans maakte zijn zoon iets los wat de meiden kennelijk niet hadden opgeroepen. Hij werd door het in liefde zien opgroeien van zijn zoon zo sterk geconfronteerd met hoe het ook kan, dat hij in een burn-out terechtkwam, in therapie ging en uiteindelijk niet meer kon werken. Ik koos er toen voor een loopbaan op te bouwen en hij werd huisman.

Dus ik was nog geen 30, had een sterk depressieve man, twee stiefdochters, twee kinderen en ik probeerde een loopbaan op te bouwen. Ik ben wel eens omgevallen en er soms ook wel heel moe van geweest. Gelukkig maar dat je ook niet weet hoe lang het duurt en hoe zwaar het traject zal zijn. Het waren taaie jaren. En dat verklaart ook het gat tussen de twee oudste kinderen en de jongste. Toen het allemaal wat beter liep, wilde ik graag nog een kind. En toen onze jongste kwam, was ze zo ongelofelijk welkom. ’s Morgens zat het hele gezin te wachten hoe zij zich die dag weer zou presenteren. Dan kwam ze de trap af alsof ze een cadeautje was. En dat was ze. En tegelijkertijd groeide zij als klein kuikentje op in een gezin waar al twee pubers en twee andere grote kinderen waren en vroeg ze zich weleens af: wat voeg ik eigenlijk toe? Word ik wel gezien? Ze voelde zich vaak in alle drukte letterlijk niet gehoord. 

Ik wilde echt kijken naar wie ze zijn. Maar ik wilde ook mezelf leren kennen en gezien worden. Dat maakte het topsport 

De vraag ‘hoe houd ik ze heel?’ begint met acceptatie. Echt kijken naar wie ze zijn. En daarin – en dat maakt het zo topsport – wilde ik dat ze ook wisten:  maar ik ben zelf ook iemand. Ik wil jullie zien, maar ik wil ook mezelf leren kennen en gezien worden. Ik ben niet alleen maar je moeder, maar ook iemand die in ontwikkeling is en zoekende. Misschien had ik, toen ze nog heel klein waren, niet altijd veel geduld. Hans gelukkig wel. Ik zag bij oudere vriendinnen die moeder werden, ook veel meer overgave in die rol. Ik was natuurlijk nog maar een twintiger. Er duizelde in mij nog zoveel en het proces dat ik bij Hans zag, raakte ook dingen in mijzelf. Dat was wel moeilijk, maar niet erg. Ik denk dat kinderen mogen zien dat je als ouder ook al ontwikkelende door het leven gaat. Dat hoort ook bij de ander zien. Dus zo probeerden we dat te doen: goed kijken naar de kinderen en naar onszelf.

Onze zoon had grenzen nodig. Duidelijkheid en structuur. Toen hij op zijn fietsje in de brandgang mocht, trok ik twee krijtstrepen en fietste hij precies tot aan de krijtstreep en keerde dan weer om. Terwijl onze dochter juist geen grenzen kon hebben. Om haar te weerhouden de trap op te gaan, moesten we het traphekje juist weghalen. Anders klom ze er over heen.

Onze zoon had als tweejarige al de woordenschat van een kind van vier of vijf. En toen hij vier was, had hij zichzelf leren lezen. Dat merkten we toen we met hem in de stad liepen en hij vroeg: ‘wat is een expositie?’ ‘Hoezo?’, vroegen wij. ‘Nou, dat staat daar toch?’
Hij had ook iets met gender. Ik weet nog dat zijn zusje in bad lag met haar benen wijd en hij zijn ogen uitkeek en zei: ‘o, wat mooi. Dat wil ik ook!’ Hij was gek op alle meidenspullen van zijn zussen.
Als klein jongetje liep hij het liefst in een jurkje. Van ons mocht dat. We trokken wel een grens bij school – omdat we bang waren dat hij gepest zou worden. Maar eigenlijk was hij niet te pesten. Hij had een keer een roze broek aan naar school en andere jongens lachten hem uit: ‘een jongen in een roze broek. Dat kan niet!’ Waarop hij oprecht verbaasd zei: ‘maar ik ben een jongen en dit is een roze broek. Dus je ziet dat het kan!’ Voor z’n vijfde verjaardag maakte de schoonmoeder van m’n zusje een prinsessenjurk voor hem. Expres met veel tierelantijnen, zodat hij ermee naar buiten kon, omdat het leek alsof die jurk uit de verkleedkist kwam. Dat was zijn mooiste cadeau ever.

Onze schoondochter werd verliefd op een vrouw. Nu wonen ze met z’n drieën en hebben ze twee kinderen: een kind van elke vrouw

Een tijdlang is het onduidelijk geweest welke kant het op zou gaan, maar toen hij vijftien was, kreeg hij een vriendinnetje, met wie hij nu nog is. Na een poosje ontmoette zij een vrouw op wie zij verliefd werd en een relatie mee kreeg. Ook onze zoon werd verliefd op haar, dus zij trok bij hen in en er ontstond iets tussen hen drieën. Nu hebben ze twee kinderen: een kind van elke vrouw. Dat gaat heel goed. En ook voor vriendjes en vriendinnetjes is het heel normaal: zo is dat daar. En ik zie in hun opvoeding hoe zij weer een stap verder zijn dan ik destijds.

Onze oudste dochter ging en gaat ook sterk een eigen weg. Als kind had ze meer ervaringen en voelde ze al meer dan andere kinderen. Zo was er Gie. Als ze er al iets over kon uitleggen, was dat een ander kindje, waarvoor we – naast de vele vrienden en vriendinnen die over de vloer kwamen en soms een tijdlang bij ons woonden – soms ook voor Gie een extra stoel en een extra bord neerzetten.

Ze voelt het leven in de natuur: van bomen en stenen. Soms voelt ze dat er een dier met haar meeloopt, wat anderen niet zien. En Gie is er soms ook nog steeds.
Dat vermogen maakt haar ook kwetsbaar. Ze heeft een eetstoornis gehad en iets wat je misschien een boze geest zou kunnen noemen. Maar dankzij een goede therapeute is ze weer zichzelf geworden en heeft ze toch haar bijzondere vermogens weten te behouden. Soms heeft ze gesprekken met mijn overleden moeder en vader. Dan komt ze met details en heeft ze een boodschap van hen aan mij wat precies aansluit op iets waar ik mee bezig ben.

De vraag ‘hoe houd ik ze heel’ is niet simpel. Mijn jongste dochter heeft me geleerd dat die ook speelt bij een kind dat meer gebaande wegen gaat 

Ik vind het bijzonder dat kinderen je uitdagen om anders te kijken. Onze vijf kinderen lijken fysiek hartstikke op elkaar, maar zijn ook allemaal uniek. De onderlinge banden zijn ook heel verschillend. En de vraag ‘hoe houd ik ze heel’ is niet simpel. Mijn jongste dochter heeft me geleerd dat die evengoed speelt als een kind meer gebaande wegen gaat. Zij heeft weleens het gevoel dat ze nog steeds moet knokken voor haar plekje. Letterlijk zei ze: ‘Mamma, het kan toch niet zo zijn dat je hier alleen maar aandacht krijgt als je problemen hebt?’ Ik heb me dat echt ter harte genomen, we doen veel leuke en gezellige dingen samen en ik maak bewuster kenbaar hoe ik haar waardeer in wie ze is en wat ze allemaal doe

Ik leer van hen en probeer met hen mee te gaan. Ik ben heel erg met ze verbonden, maar kan ook afstand bewaren. Ik kan ze ook loslaten – ook als ze het moeilijk hebben. Het is hun pad, hun weg.

Interview: Marijke Verduijn