‘Hoe help ik hen hun eigen weg te gaan?’ 

‘Hoe help ik hen hun eigen weg te gaan?’ 

Nee, blijf jij maar even daar,  jullie moeten even niet bij elkaar.’ 
‘Niet op de bank springen, dan gaan de veren kapot. En de kussens liggen op de grond.’ 
‘Ach, doe je je pijn? Ik schuif je even tegen de kraan, dan kan je je wassen.’
‘Meisje, wat ga jij doen? Een appel schillen met een aardappelschilmesje? Lieverd, dit gaat niet goed, hoor. Maar je bent wel ver gekomen.’

Probeer maar eens een gesprek te hebben over je belangrijkste opvoedvraag als de kinderen vanwege corona thuis zijn – ook al had je afgesproken dat je even rustig mocht bellen. Toch past die situatie precies bij hoe Jaap Marinus (38) het vaderschap van twee dochters van 7 en 5 en een zoon van 2,5 ervaart. ‘Er zijn eigenlijk geen woorden die de lading dekken. Het is enorm pittig en ook prachtig.’

De opvoeding van die drie staat niet los van Jaaps eigen jeugd. Want als je de stenen van je eigen levenspad niet opruimt, zullen je kinderen er over struikelen. ‘Toen ik mijn kinderen kreeg, had ik gelukkig al wel veel van die stenen gesignaleerd en een deel ervan opgeruimd. Ik ben me er natuurlijk heel bewust van dat je de fouten van je ouders wel kan proberen te corrigeren, maar dan je eigen fouten maakt.’ 

‘Ik ben bepaald niet vrijzinnig opgevoed. Mijn vader was van huis uit gereformeerd en werd op latere leeftijd voorganger van een Baptistengemeente. Achteraf gezien was dat theologisch best pittig. Ik herinner me nog dat ik als klein jongetje huilend op de trap zat, omdat ik door de Bijbellezing na het eten bang was dat ik naar de hel zou gaan.

In het dagelijks leven mocht er een heleboel niet. Roken en stappen: dat was niet de bedoeling. Alcohol eigenlijk ook niet, maar dat werd een beetje gedoogd. Niet dat we het daar thuis veel over hadden, maar mijn vader gaf vanaf de kansel wel mee hoe hij tegen de dingen aan keek … 

Mijn vader is en was een humorvolle, sterke persoonlijkheid, tegen wie ik me eigenlijk niet durfde te verzetten. Dus ik ging een dubbelleven leiden. Op school was ik druk en brutaal, thuis een lieve, rustige jongen. Veel dingen gingen stiekem, zoals stappen, drinken en roken. Achteraf zie ik dat dat drukke jongetje  en mijn creativiteit twee kanten van dezelfde medaille zijn – die beide weinig bewegingsvrijheid gekregen thuis.

Mijn vader, die wel mijn held was, zei altijd dat de tijd die hij intern aan de bijbelschool had doorgebracht, de mooiste tijd van zijn leven was. Dus dat wilde ik ook. Ik denk dat ik mijn ouders trots wilde maken. Ik wilde door hen gezien worden: kijk pap en mam, zien jullie hoe goed ik het doe? 
Maar ik ging het huis ook uit vanuit een grote behoefte alles achter me te laten en dat propedeusejaar bij leefgemeenschap De Wittenberg was een enorme bevrijding – een late puberteit. Ik kon naar bed wanneer ik wilde, we gingen de bossen in om wijn te drinken en  te roken. Dat moest opnieuw wel stiekem, want ook daar waren de regels best streng, maar het was al een bevrijding om geen verantwoording meer te hoeven afleggen. 

Tegelijkertijd kwamen er allemaal vragen op. Ik kwam uit de evangelische hoek en volgde een reformatorische bijbelschool. Dat waren heel verschillende visies. Ik begon steeds vaker te denken: wie ben ik om hierin stellig één kant te kiezen en te beweren dat dat de waarheid is? 

Na de bijbelschool ging ik naar de Christelijke Hogeschool Ede, waar ik samen met mijn vrouw een nieuw leven opbouwde. In die tijd schreef ik samen met een vriend op ons theologisch weblog StaatGeschreven.nl, waarin we elke vrijdag een Bijbeltekst bespraken. Ik orthodox en hij vrijzinnig. Daar begon het voor mij te schuiven. Ik dacht steeds vaker: wat hij zegt is eigenlijk veel logischer dan wat ik zeg. Uiteindelijk ben ik in die periode van mijn geloof gevallen. Dat herinner ik nog levendig: ik zat op de fiets, het was winter. En ik dacht opeens: God bestaat niet. Dat was zo’n opluchting. De hele vraag van het lijden en de almacht van God was in één keer opgelost. 
Maar die geloofsopvoeding is in je DNA gaan zitten en toen ik ’s morgens wakker werd, dacht ik: ik kan mezelf toch geen atheïst noemen. Dat past niet in het verhaal van mijn leven.

In die tijd bood Tom Mikkers, de toenmalige voorman van de Remonstranten, me een baan aan als jongerenwerker. Toen ik er een week zat, las ik de geloofsbelijdenis van de Remonstranten en was ik verkocht. Voor mijn gevoel komen de beide uitersten van mijn leven daar helemaal in samen. Het gaat over Jezus, maar in zulke open bewoordingen, dat geloof daadwerkelijk kan beginnen bij jou!

Ik denk dat al die draden samenkomen in de opvoeding die mijn vrouw en ik onze kinderen geven. 
Mijn schoonouders zijn voor de kinderdoop, mijn ouders voor de volwassenendoop. Toen onze oudste dochter geboren was, hebben we een ceremonie georganiseerd in een kroeg. Mijn ouders waren er, de ouders van mijn vrouw en onze familie en vrienden. Ik zong een lied, mijn vrouw las uit de Bijbel en Tom Mikkers gaf onze dochter de Abrahamitische zegen mee. 

De laatste zin daarvan is: ‘Hij schenke jou jouw weg door het leven.’ En dat is ook wat ik mijn kinderen toewens. Dat ze hun weg door het leven mogen en durven gaan. Daar horen een paar dingen bij. 

We willen ze zien in wie ze zijn en hen serieus nemen. We willen er voor ze zijn. Ik heb natuurlijk wel mijn hobby’s en werk, maar als ik er ben, ben ik er ook echt voor ze. 
En we gunnen hen vrijheid. Ze mogen alles denken en alles zeggen. Ik hoop dat ze dat tot in lengte van dagen zullen durven en doen. Daar hoort voor mij wel zelfreflectie bij. ‘Ken uzelf’: die oorspronkelijk Griekse term treft me altijd weer.  


Vanmorgen zaten we met z’n drieën aan tafel en mochten ze alle lelijke en rare woorden zeggen die in hen opkwamen. Dat ging best ver – maar het was ook heel erg leuk. Op een gegeven moment zei mijn oudste dochter: ‘Ik heb iets bedacht, maar ik denk niet dat ik dat mag zeggen.’ Toen zei ik: ‘Het mag, maar dan wil ik wel horen, waarom je dat vindt.’ Het bleek te gaan om: ‘jullie zijn de allerstomste pappa en mamma die ik ken’.  
 
Dus ik wil ze ook graag het belang van reflectie meegeven. Zodat ze sterker in het leven staan, hun eigen kompas vinden en hun leven aankunnen.’

Interview: Marijke Verduijn