//= get_template_directory_uri() . '/vendors/fontawesome/fontawesome/fa-regular-400.woff2' ?> //= get_template_directory_uri() . '/vendors/fontawesome/fontawesome/fa-solid-900.woff2' ?> //= get_template_directory_uri() . '/vendors/fontawesome/fontawesome/fa-light-300.woff2' ?>
Agaath is in verwachting van haar tweede. ‘Ik hoop dat ze tevreden kan zijn met wat er is. Daar zit dankbaarheid in, acceptatie van wat er is en het kunnen zien en waarderen van de mooie dingen in het leven. En ik hoop dat ze zich verbonden voelt: met zichzelf, met haar omgeving, met de natuur.
Het is wel anders dan de eerste keer. ‘Toen was ik er heel veel mee bezig: hoe ontwikkelt het zich, hoe groot is het nu? Deze keer is het gewoner. Daar voel ik me bijna schuldig over. Maar ik ben nu zwanger van een meisje en dat maakt het toch ook weer een beetje nieuw.
Toen Arthur in mijn buik zat, zong ik elke dag op een vast moment een wiegeliedje voor hem. De eerste keer dat ik het na zijn geboorte voor hem zong, zág ik dat hij het herkende. Ik zág gewoon dat hij in gedachten terugging naar de buik. Daardoor ben ik me er bij deze zwangerschap veel meer van bewust dat de baby en ik ook nu al onderdeel zijn van elkaars leven.
Ik heb ook gelezen over hoe een kind in de baarmoeder al wordt beïnvloed door wat er buiten de buik gebeurt. Daardoor voel ik een grote verantwoordelijkheid. Dat betekent dat ik probeer stress te vermijden en in stressvolle situaties bewust contact met haar maak: dit is iets van mij, daar hoef jij je niet ongerust over te maken.
Ik heb momenteel op mijn werk een opdracht die heel boeiend en leerzaam is, maar ook stress geeft. En ik merk dat ik denk: wil ik dat nu wel, of moet ik hem teruggeven? Doordat ik probeer goed voor haar te zorgen, zorg ik dus ook beter voor mezelf, want uiteindelijk is die stress ook niet goed voor mij.
Ik vind het zo gezellig dat je samen bent. We zijn echt met z’n tweeën.
Dat ik nu tijdelijk moet afschakelen. Ik ben wat vermoeider en kan niet meer zo intensief sporten. Maar gelukkig springt Alexander heel lief in.
We maken vaker even contact en dan vraagt Alexander: “hoe gaat het met jullie?”, in plaats van “hoe gaat het met jou?” Het is misschien minder overweldigend dan de eerste keer, maar het brengt zeker nog steeds veel liefde boven.
Het grappige is dat het bij ons eigenlijk als vanzelf gaat. We verdelen de taken heel goed: zo zorgen we beiden een doordeweekse dag voor Arthur. We vinden het ook leuk om samen over de opvoeding te praten: zie jij dit ook en hoe zullen we daar mee omgaan? Dan zijn we het eigenlijk altijd wel eens. We leren ook van elkaar wat goed en minder goed werkt.
Ik vind Alexander een hele goede vader en heb geen enkele neiging om in te springen of over te nemen. Ik vond het heel moeilijk om Arthur voor het eerst naar de crèche te brengen, maar Alexander vertrouw ik volledig met hem.
Het is een gigantische spiegel. Ik zou mezelf hiervoor nooit een perfectionist hebben genoemd, maar ik wil maar wat graag een perfecte moeder zijn.
Hoe onrealistisch ook, ik zou graag een schone lei willen creëren. Alles waar ik bij mezelf nog tegenaan loop, geef ik door aan mijn kinderen. Dus wat ik in mezelf kan oplossen, hoef ik niet door te geven.
Ik realiseer me wel dat ik daarmee de lat voor mezelf erg hoog leg. Ik probeer me daar bewust van te zijn en het los te laten, en voer ook gesprekken over vragen die ik heb en dingen waar ik tegenaan loop.
Ik kan sommige dingen moeilijker aanzien. Ik zag op de televisie hoe een moederkoe wanhopig achter de wagen aanrende die haar kalf meenam. Dat vind ik hartverscheurend. Door mijn zwangerschap kan ik me beter identificeren met dieren. Ik voel sterker: we zijn allemaal gelijk.
Ik ben ook kwetsbaarder voor kinderleed. Sowieso ben ik me de afgelopen tijd veel bewuster geworden van het leed in de wereld: de sociale ongelijkheid, de mankementen van ons economische systeem, de polarisatie in de maatschappij, hoe we als mens met de natuur omgaan. Wat een pijn.
Als Arthur of mijn dochter later vraagt: “wat heb jij daar aan gedaan?”, wil ik daar graag een antwoord op hebben. Dat antwoord is niet makkelijk, want het systeem is ook krachtig en het is moeilijk daar een andere route in te bewandelen. Maar ik probeer het wel. Zo zijn we een tijdje geleden begonnen met veganistisch eten en we kopen geen producten meer met palmolie.
Daarnaast kijk ik ook hoe ik via mijn werk kan bijdragen aan maatschappelijke vraagstukken. De wereld kan zoveel mooier, maar dat vraagt wel om fundamentele veranderingen. Ik denk veel na over mijn rol daarin en soms voel ik me onmachtig en klein. Tegelijkertijd broedt het ook en voel ik dat er al mooie dingen ontstaan.
Het is, denk ik, een combinatie van Arthur en Corona. We zitten al maanden thuis. Als we nu even uitzoomen, welke les hebben we hier dan van te leren? Hoe komt het dat we zo ingrijpen op de leefomgeving van dieren dat virussen zo makkelijk op de mens overdraagbaar zijn? Moeten we niet veel lokaler gaan leven? We reizen de hele wereld over, waardoor zo’n virus zich in no time wereldwijd verspreidt.
Misschien heeft Corona ons ook wel te leren dat we veel meer met elkaar zouden kunnen leven. Er is een gezegde: it takes a community to raise a child. Ik stel me wel eens voor dat ik in Afrika woon en dat we met z’n allen op elkaars kinderen passen. Hoe zou ik dat hier met mijn eigen buren kunnen doen? Zou ik dat kunnen opbouwen? Dat ben ik wel aan het proberen. Het is voor een kind toch ook fijn dat het zich zo vertrouwd voelt bij anderen, dat het bij hen kan binnenwandelen en zijn verhaal kwijt kan?
Mijn ouders werkten allebei vier dagen en hebben mijn broer en mij echt samen opgevoed. Dat was voor die tijd ongebruikelijk, maar ik heb meteen tegen Alexander gezegd: “Als we ooit kinderen krijgen, wil ik dat ook echt samen doen.”
Ik kon van mijn ouders op aan: ze waren er altijd en alles was bespreekbaar. Als we het ergens niet over eens waren, probeerden we elkaar te begrijpen en elkaar te vinden. Dat gaf veel vertrouwen. Ik heb van mijn ouders een enorm basisvertrouwen meegekregen: wat er ook gebeurt, ik kom op mijn pootjes terecht. Dat is iets heel moois en dat zou ik graag willen doorgeven.
Dat weet ik eigenlijk niet zo goed. Ik weet wel dat ik soms niet zo goed wist hoe ik ergens mee moest omgaan. Dan kon ik het daar heel goed met m’n vader over hebben. Die zei niet zoveel, maar stelde alleen een paar vragen en dan was ineens helder wat goed voor mij was en wat ik moest doen. Ik vond dat magisch. Ik kan me zeker voorstellen dat dat eraan heeft bijgedragen.
En verder schijnen je eerste duizend dagen – de periode in de buik en de eerste twee levensjaren – ook enorm vormend te zijn. Ik kan me voorstellen dat ik daarin ook veel basisvertrouwen en hechting heb opgebouwd, maar daar weet ik niets meer van.
Alexander brengt lichtheid en humor in. Ik vind het heerlijk om naar hem en Arthur te kijken als ze over de grond rollen en aan het geiten zijn samen.
We praten veel over hoe we ons leven willen inrichten. Hoe gaan we met de natuur om? Welke plek heeft werk in ons leven? We zijn het eens over onze prioriteiten en dat is fijn. We halen allebei veel voldoening uit ons werk, maar het gezin staat op één. Het gaat zo snel en we kunnen allebei zo van Arthur genieten. Ik hoop dat we daarin een voorbeeld voor hem zijn.
We weten dat testosteron mannen zelfverzekerder maakt en maakt dat ze meer risico’s durven nemen. Ik leer wel om zichtbaarder te durven zijn. Dat wil ik ook aan mijn dochter meegeven: je hebt een heel sterk innerlijk kompas en een innerlijke wijsheid. Luister daar naar en ga daar naar leven. Je omgeving zal er vast wat van vinden, maar ik denk dat dan de mooiste dingen op je pad komen.
Dat geldt natuurlijk ook voor Arthur, maar ik kan me voorstellen dat ik het straks bij mijn dochter nog wat meer benadruk.
Dat ze tevreden kan zijn met wat er is. Daar zit dankbaarheid in, acceptatie van wat er is en het kunnen zien en waarderen van de mooie dingen in het leven. En ik hoop dat ze zich verbonden voelt: met zichzelf, met haar omgeving, met de natuur.
Volgens mij hoef ik haar nergens voor te behoeden. Ik denk oprecht dat ze zelf stevig genoeg zal staan. Ik hoef er alleen te zijn als ze behoefte heeft aan warmte of een luisterend oor. Verder kan ze het heel goed zelf.’
Interview: Marijke Verduijn