‘Dankbaarheid, verantwoordelijkheid en hoop. Die drie’

‘Dankbaarheid, verantwoordelijkheid en hoop. Die drie’

‘Fysiek is het wel zwaar. Ik moet heel rustig aan doen en ben al een poosje thuis. Nu mag ik nog wel eens een rondje lopen, maar er is een kans dat ik op een gegeven moment alleen nog maar moet liggen. Ik moet er dus ook aan wennen dat ik de hele dag thuis zit. Ik lees boeken, puzzel wat en verder: lang leven slechte televisie overdag. Het is bikkelen op de bank. Ik hoop dat ik de 37 weken haal. Dan moet ik hier nog 16 weken zo zitten. Gelukkig gaat het tot nu toe goed met de baby’s. En dat is natuurlijk het allerbelangrijkste.

Ik heb gemerkt hoe belangrijk vriendschap is. Toen ik tegen mijn vriendinnen zei: het gaat niet zo goed en ik kan wel wat hulp gebruiken, stonden ze allemaal voor me klaar om een uurtje schoon te maken of bij te kletsen. Ook als ze zelf geen kinderen hebben of niet zwanger zijn. Dat vind ik heel mooi. En ook dat ik goed voor mezelf moet blijven zorgen.
Dat werkt ook andersom: de zwangerschap beheerst natuurlijk een groot deel van mijn leven, maar ik vind het belangrijk dat ik me niet terugtrek in mijn zwangere leventje. Dat ik het contact met de buitenwereld niet verlies. En dat ik mij blijf realiseren dat mijn vriendinnen wel een dagelijks leven hebben.

Ik ervaar de wereld wel als iets gevaarlijker.  Dat komt, denk ik, omdat ik niet meer alleen voor mijzelf verantwoordelijk ben, maar ook voor twee anderen. Nou ja: voor drie natuurlijk, maar Albert kan zichzelf goed redden.
Laatst zat ik bij mijn moeder in de auto en maakte een andere automobilist een heel gevaarlijke beweging. Ik voel de dreiging daarvan sterker nu ik zwanger ben. Maar ik zou niet willen dat de angst me teveel gaat belemmeren in wat ik doe en dat ik uit overbezorgdheid vooral thuis blijf zitten.  

Omdat er zoveel haken en ogen aan zitten, maak ik me op dit moment vooral zorgen of de zwangerschap wel goed blijft gaan. We hebben gelukkig een groot netwerk aan familie, vrienden en kerk. Maar er zal vast nog wel iets achter weg komen. Ik weet niet hoe vroeg ze geboren worden en of ze misschien lang in het ziekenhuis moeten blijven.   
We hebben geen test gedaan, want we willen niet denken in kansen. Wat doe je als er dertig procent kans is dat er iets niet goed is? En doe je dan iets anders dan bij veertig procent kans? Daar konden we geen keuze in maken. Ik heb gewerkt met kinderen met beperkingen en we weten heus dat dit – of iets anders – ons ook kan overkomen en dat dat zeker iets van ons zal vragen. Maar het betekent niet dat een kind niet een mooi leven bij ons kan hebben. En ook als onze kinderen bij de geboorte gezond zijn, kan er later nog van alles gebeuren.’

Respect voor de ander, verantwoordelijkheid, zorg voor familie en vrienden. En het geloof, natuurlijk. We zijn allebei christelijk opgevoed. Mijn broertje en ik zijn katholiek gedoopt, maar we gingen altijd naar de Doopsgezinde kerk. Daar ben ik blijven plakken en daar heb ik ook belijdenis gedaan. Ik voel me er heel erg thuis: de vormen en normen spreken me erg aan. In de praktijk gaan we naar de protestantse kerk, omdat ik daar jeugd- en jongerenwerker ben en daar wat meer jonge gezinnen zijn. Voor mij is dat prima: ik vind het stempeltje niet zo belangrijk.

Albert en ik zijn op veel vlakken heel verschillend opgevoed. Bij Albert thuis is het best chaotisch en mijn ouderlijk gezin was heel gestructureerd. Albert zegt wel eens dat er bij ons veel ongeschreven regels zijn, die ik niet meer zie. Maar door al die verschillen heen is de warmte van het nest hetzelfde. Wat ik heel mooi vind is dat voor Alberts moeder het gezin vóór alles kwam.’

Ik wil mijn kinderen bewust maken van de verschillende achtergronden van mensen. Ik wil met ze bij verschillende kerken langs gaan en ook zeker een moskee bezoeken. Ik kom uit een dorp in Friesland, waar alleen maar blonde Friezen waren. Maar mijn moeder deed vrijwilligerswerk in een AZC en ik ben samen met haar wel eens bij vluchtelingen thuis geweest.
Onze samenleving verandert. We leven met zoveel verschillende culturen bij elkaar en ik denk dat het belangrijk is dat je daar iets over leert. Wij zullen onze kinderen natuurlijk wel ons eigen geloof meegeven, maar we willen ze ook leren dat er mensen zijn die anders denken en dat dat prima is, zolang je maar met respect over elkaar praat. Dat vind ik heel belangrijk. Zeker als je nu ziet hoe mensen soms tegenover elkaar staan. Dat hoeft toch niet: je kunt prima naast elkaar leven, denk ik.

Positief. Belangstellend naar anderen. Open naar de wereld. En zelfverzekerd. Zodat je je plek weet in de wereld, je geliefd voelt en vanuit een veilig netwerk op onderzoek uitgaat.

Dankbaarheid dat ons zoiets moois is gegeven. En een gevoel van verantwoordelijkheid. En de wens dat de kinderen een goed leven zullen hebben. Dus dankbaarheid, verantwoordelijkheid en hoop. Die drie.

Ik ben dankbaar dat dit ons is gegeven. Door God, denk ik dan. Maar ik realiseer me heel goed dat ik, als we geen kinderen hadden kunnen krijgen, niet zou zeggen dat dat een straf van God is. Dus ik zie wel dat dat niet helemaal op elkaar klopt. En toch houd ik het zo. Dankbaarheid moet, denk ik, een adres hebben. En als je die dankbaarheid aan God kunt geven, kun je ook je zorgen doorsluizen.’ 

Interview en foto: Marijke Verduijn