//= get_template_directory_uri() . '/vendors/fontawesome/fontawesome/fa-regular-400.woff2' ?> //= get_template_directory_uri() . '/vendors/fontawesome/fontawesome/fa-solid-900.woff2' ?> //= get_template_directory_uri() . '/vendors/fontawesome/fontawesome/fa-light-300.woff2' ?>
Nina (38) is zwanger van haar tweede kind. Zij woont alleen en deelt de opvoeding van haar zoontje Ko (5) met twee vaders, onder wie de biologische vader van Ko. Ze is nu zwanger van de andere vader. ‘Maar voor ons gevoel is het gewoon het tweede kindje van ons drieën.’
‘Zolang ik me kan heugen, wilde ik al moeder worden, maar op de een of andere manier heb ik mij nooit comfortabel gevoeld in een relatie. Ik functioneer gewoon beter in mijn eentje. En ik wilde niet toch maar met iemand gaan wonen om een kindje te krijgen. In gedachten zag ik dat al eindigen in een scheiding en ik wilde mijn kind een stabielere situatie geven.
Via via ontmoette ik op een datingavond van Meer dan gewenst, een platform voor roze ouderschap, René en dat klikte meteen. Toen ik ook zijn man, Rick Paul, een paar keer had ontmoet, was het eigenlijk vrij snel beklonken.
Ja, en dat was loodzwaar, fysiek en mentaal. Ik voelde me alleen. Ik kon de jongens altijd bellen, maar zij konden gewoon hun leven blijven leiden, uitgaan en met elkaar vrijen, en ik kon voor mijn gevoel niets meer. Ik miste ook iemand die mijn lijf zag veranderen en mij zag veranderen. Ik stond ’s nachts m’n eigen emmertjes kots op te ruimen en als ik me van alles in mijn hoofd haalde, was er niemand die zei: ‘Kom op, Nien.’
Na die zware zwangerschap volgde een verschrikkelijke kraamtijd en daarna ben ik helemaal in elkaar geklapt. De jongens hebben dat fantastisch opgevangen, maar dat was voor hen natuurlijk ook heel zwaar.
Ja, en dat is echt héél anders dan ik altijd had gedacht. Sinds Ko er is, voel ik dag en nacht liefde, verantwoordelijkheid, angst en zorgen. Dat is loodzwaar en prachtig tegelijk. Dat begon al tijdens de zwangerschap. Ik dacht: kom maar op met die grote, roze wolk. Maar ik voelde meteen al een enorme verantwoordelijkheid voor hem en ik realiseerde me dat mijn leven nooit meer hetzelfde zou zijn.
Die verantwoordelijkheid vind ik nog steeds één van de zwaarste dingen. Ik maak me, sinds ik moeder ben, veel drukker om het klimaat en andere wereldproblemen. En op microniveau vind ik het erg als Ko zich pijn doet of mij mist. Die verantwoordelijkheid is zo allesomvattend. Dat heb ik echt onderschat.
En tegelijk is dat ook wat ik zo mooi vind aan het moeder-zijn. Toen ik zwanger was, gaven de jongens mij een “&” aan een kettinkje, als teken dat ik voor altijd met hen verbonden zou zijn: voortaan is het Nina & …. Ik kan heel goed op mezelf zijn, maar ik ben niet meer alleen en dat is fantastisch.
Het heeft alles veranderd. Ik was altijd behoorlijk emotioneel en vroeger was dat voor mij gewoon zoals ik was. Maar zodra Ko er was, voelde ik heel sterk: dit móet ik aanpakken. Ik moet snappen hoe ik in elkaar zit en daaraan werken, want ik wil hem op geen enkele manier belasten met mijn issues of met dingen die ik niet goed met mezelf heb uitgezocht.
Omdat Ko er is, wil ik de beste mens zijn die ik kan zijn, omdat ik denk dat ik zo de beste moeder kan zijn. En ook verder is er heel veel veranderd. Ik ben gelukkiger dan ik ooit ben geweest.
Het delen van de opvoeding is voor ons allemaal héél goed. Daar ben ik nooit onzeker over geweest.
Het is wel bitterzoet: als Ko er niet is, mis ik hem en als hij er wel is, ben ik in mijn eentje verantwoordelijk. Tegelijkertijd voel ik heel erg dat dit mij past. Voor mij is dit een gezonde manier van opvoeden. Ik vind het heel fijn om te kunnen blijven werken en mijn sociale leven op orde te kunnen houden. En ik ben altijd welkom bij de jongens. We hebben het heel goed voor elkaar.
Ik geloof echt wel dat ik een goede moeder ben, maar soms ben ik er onzeker over of ik het ook altijd goed doe. Ik moet het in m’n eentje doen en mijn eigen ‘normaal’ bepalen, zonder dat ik een klankbord heb, of word gecorrigeerd of gesteund. Daardoor twijfel ik wel eens. Dat moet ik helder krijgen voor mezelf en daar moet ik zekerder in worden.
Als we met elkaar op vakantie zijn, zeggen de jongens wel eens: ‘Blijf nou eens een keertje zitten.’ Of: ‘Iets strenger mag wel, Nien.’ Maar we hebben afgesproken dat we tot op zekere hoogte onze eigen opvoedstijl mogen hebben. Ko weet ook: dit mag bij mamma wel en bij de pappa’s niet. Ik heb de vaders wel in mijn achterhoofd. Als ik weet dat zij iets niet leuk zouden vinden, doe ik het vaak niet.
Als er iets is, schrijven we het op en eens per maand gaan we daar een avond voor zitten. Hoe ouder Ko wordt, hoe complexer die lijstjes … Hij wil graag op voetbal. Ik vind dat goed, maar de jongens vinden het een agressieve wereld. Dan bespreken we hoe we dat dan gaan begeleiden.
We denken niet over alles hetzelfde, maar alles is bespreekbaar. En we zijn heel bewust met de opvoeding bezig. Ko zat laatst te kleuren met een roze kleurpotlood: ‘Kijk, huidskleur’. Dan zegt z’n pappa: ‘Kijk, Ko, er zijn méér huidskleurpotloden: zwart, bruin, geel.’ Dan ben ik erg trots op ze.
Ik wilde altijd al twee kinderen. Ik heb een oudere zus en ik vind het fijn dat er iemand is die in hetzelfde gezin is opgegroeid en met wie ik ooit de zorg voor onze ouders kan delen. De jongens wilden ook graag twee kinderen. Dus dat was wel de afspraak, maar toen kwam die zware zwangerschap, de bevalling en die moeilijke tijd daarna. En ik vond het de eerste twee jaar ook best heel eenzaam, dus ik had eerst nog helemaal geen ruimte om daarover na te denken.
We hebben ook echt wel iets uit te zoeken gehad. We hebben heel lang gezocht hoe wij met z’n drieën de beste ouders voor Ko konden zijn en hoe wij het beste met elkaar konden omgaan. Twee jaar geleden waren we daar helemaal uit: we waren allemaal heel gelukkig en het ging fantastisch met Ko. Gingen we nou serieus nog een zwangerschap aan? Wéér die hormonenachtbaan, wéér misselijk zijn, misschien wéér die problemen na de bevalling?
Ik had wel alle babyspullen bewaard en ik voelde ook heel sterk dat ik het nog een keer zou willen meemaken, maar ik was te bang. De jongens wilden het heel graag, mensen om me heen vonden dat ik het niet moest doen en ik had het er wekelijks over met een therapeut. Want ik wist wel heel zeker dat ik het niet moest doen om de jongens een plezier te doen, of om wat anderen vonden. Wat wilde ik? Daar zijn maanden overheen gegaan.
Het lijkt me zo leuk om Ko een broertje of zusje te geven. En het lijkt me zo gezellig. Ik heb zo’n beeld voor ogen van een kindje dat aan het hoofd van de tafel zit te spelen en Ko en ik die naar elkaar kijken en daarvan genieten. En verder lijkt me fijn dat Ko iemand heeft om over ons te roddelen. En dat hij – nóg veel later – de zorg voor ons een beetje kan verdelen: ‘Ga jij naar mamma? Dan ga ik naar papa en papietje.’Dat hoop ik voor hem: dat hij een kompaan heeft in dit gezin.
Dat ze happy is bij ons. We hebben afgesproken dat we heel goed naar de kinderen blijven kijken of ze wel goed functioneren in deze constellatie. Als dat niet zo is, moeten we kijken wat we moeten en kunnen veranderen. En verder hoop ik dat ze zichzelf kan zijn. Dat we niet iets op haar plakken. Niet voor haar bepalen hoe ze moet worden.
Ik wil hem altijd de ruimte geven om te zijn wie hij is en te voelen wat hij voelt. Dat alle gevoelens er mogen zijn en dat er iemand is die ze wil horen. Ik hoop dat hij daardoor zichzelf beter leert kennen en voldoende zelfvertrouwen krijgt, zodat hij weet wat hij wil in het leven en ook zijn grenzen kan aangeven. En dat hij daardoor vertrouwen in zichzelf krijgt en niet op z’n tenen hoeft te lopen, of zich aantrekt wat mensen zeggen.
En ik wil ook graag dat hij de mensen om zich heen ziet. Hij speelde heel veel met een vriendje en toen opeens niet meer. Dan vraag ik: ‘Hoe denk je dat dat voor hem is?’ Hij is misschien nog een beetje jong, maar ik vind het wel belangrijk dat hij ziet dat zijn gedrag kan zorgen dat een ander zich gelukkig of ongelukkig voelt. Daarom schiet ik nu ook zelf eerder mensen te hulp, op straat of bij de supermarkt. Om Ko te laten zien dat het uitmaakt wat je doet.
Compleet anders dan de vorige keer en onvergelijkbaar veel makkelijker. We hadden alles helemaal dichtgetimmerd voor het geval het weer niet goed zou gaan, maar ik heb nauwelijks een beroep op de jongens hoeven doen. Ik was wel misselijk en wel moe, maar geen seconde depressief of labiel en ik kon gewoon blijven werken en Kootje blijven opvoeden. Wat ook helpt, is dat we elkaar nu zoveel beter kennen en zoveel beter weten wat we aan elkaar hebben. We waren zo naïef en zo bleu en we wisten zo niet wat ons te wachten stond. Dat is nu allemaal anders. Ik kan niet wachten tot ze er is. Maar het is nu al zo fijn.
Heel erg. Na de geboorte ga ik drie maanden bij de jongens wonen. Dan hoeven Kootje en ik elkaar niet te missen en kunnen de vaders goed bonden met de baby. Ik heb een eigen kamer in hun huis. Als ik het zwaar heb, slaap ik daar al wel eens. Na die drie maanden gaan we langzaam weer terug naar de oude situatie, met als enige verandering dat ik van mijn nachten met de kinderen, één nacht bij de jongens doorbreng. Dan hebben we wekelijks een avond samen en ook bij het spitsuur ’s morgens kunnen we elkaar helpen.
Ko zal het heerlijk vinden dat we één dag in de week allemaal samen zijn. Je kunt hem niet blijer krijgen. Ik zie het al voor me: op maandagavond samen eten, alle telefoontjes weg, spelletjes doen en kneuterig bij elkaar zitten. En dan ’s morgens samen de dag beginnen.’
Interview: Marijke Verduijn