//= get_template_directory_uri() . '/vendors/fontawesome/fontawesome/fa-regular-400.woff2' ?> //= get_template_directory_uri() . '/vendors/fontawesome/fontawesome/fa-solid-900.woff2' ?> //= get_template_directory_uri() . '/vendors/fontawesome/fontawesome/fa-light-300.woff2' ?>
‘Leer kinderen in je eigen omgeving hoe democratie werkt. En leer ze daaraan bij te dragen’, zegt emeritus-hoogleraar pedagogiek Micha de Winter. ‘Kinderen halen hun motivatie uit de hoop dat er voor hen iets te winnen en te doen is en dat ze kunnen bijdragen.’ Het zou kunnen helpen als ouders daar samen met andere ouders over na zouden denken: wat is goed voor onze kinderen? ‘Opvoeding is een privézaak geworden. Dat legt een zware last op de schouders van ouders.’
‘Ik ben mijn hele werkzame loopbaan al bezig met de vraag hoe je kinderen leert bijdragen aan een democratische samenleving. Democratie is het enige wapen tegen dictatuur en onderdrukking.
Mijn generatie stamt af van ouders die de oorlog hebben meegemaakt en in mijn geval daarbij ook heel veel familieleden hebben verloren. Wij zijn opgevoed met de overtuiging dat dat nooit meer mag gebeuren. Dat geeft mij extra motivatie om samen te zoeken naar hoe je humaan en medemenselijk met elkaar om kan gaan.
Dat gaat niet vanzelf. Wij zijn democratie steeds vanzelfsprekender gaan vinden, maar dat is ze niet. Sterker nog: ze wordt bedreigd, in het buitenland, maar ook hier. Daarom vind ik het belangrijk dat ook kinderen en jongeren actief werken aan vorming van democratisch burgerschap.
Het uitgangspunt daarbij is: mensen zijn gelijk en gelijkwaardig. We beoordelen ze niet op hun uiterlijk, afkomst, geslacht of overtuigingen, maar op hun persoonlijke eigenschappen en talenten.
De kernvraag daarbij is: hoe kun je in een samenleving iedereen zoveel mogelijk recht doen? Dat begint in de opvoeding. Als je je kinderen autoritair opvoedt, leer je ze vooral gehoorzaamheid. Als je ze antiautoritair opvoedt, leer je ze vooral dat ze het zelf maar moeten uitzoeken en de ervaring wijst uit dat die kinderen later grote problemen hebben.
Ik sta een autoritatieve, of democratische, opvoeding voor, die kinderen ruimte én grenzen geeft. Die ruimte hebben kinderen nodig om te experimenteren, zichzelf te leren ontdekken en een eigen identiteit te ontwikkelen. Maar ze hebben ook grenzen nodig, want zonder grenzen voel je je niet veilig. Veel mensen vinden het moeilijk om grenzen te stellen, maar kinderen hebben ze gewoon nodig. Je moet ze dus de ruimte geven om te experimenteren in een ruimte die bewaakt wordt door volwassenen, die verantwoordelijk voor ze zijn. Die ruimte verken je het liefst samen met de kinderen en ook de grenzen stel je niet autoritair, maar het liefst samen met je kinderen vast – al blijf je als ouder altijd eindverantwoordelijk.
Het is belangrijk dat een kind kan ontdekken wie hij of zij zelf is. Maar we leven met andere mensen samen, dus je moet ook rekening houden met anderen en er is een spanningsveld tussen het ontwikkelen van je eigen identiteit en de normen van de groep. Als je in de opvoeding van je kinderen ruimte biedt aan individualiteit en identiteit, maar ook inzet op wederkerigheid en aandacht voor anderen, vorm je als gezin eigenlijk een democratische humane samenleving.
Ouders zijn eindverantwoordelijk. Daarom is het belangrijk dat je veel energie en tijd spendeert aan het samen met je kind nadenken over grenzen. Welke grenzen zijn noodzakelijk? Waarom vind ik het belangrijk dat jij als 14-jarige om middernacht uur thuis bent? Omdat het anders niet veilig is. Dan kan er een discussie ontstaan en kun je misschien samen naar een oplossing zoeken en een compromis sluiten. Hoe zou het wél veilig kunnen? ‘Kan je dan samen met anderen fietsen, of zal ik je komen halen?’ ‘Nee, dat vind ik niks.’ ‘Dat begrijp ik wel.’
Het gaat er niet om dat je tot in de eeuwigheid aan het dealen en wheelen bent. Jij als ouder bent eindverantwoordelijk, maar dat democratisch proces kun je wel toepassen en kinderen leren daar ontzettend veel van.
Veertig jaar geleden hield pedagoge Lea Dasberg een oratie over de pedagogiek van de hoop. Daarin zegt ze: er gaat in de wereld van alles mis en er zijn allerlei dreigingen. In Dasbergs tijd ging dat om zure regen of de spanningen tussen West en Oost. Nu gaat het om de coronacrisis, om het klimaat of om het gegeven dat overal ter wereld dictaturen oprukken. Volgens Dasberg moet je die spanningen en problemen niet bij kinderen weghouden – dan houd je ze klein. En zeker tegenwoordig met de sociale media krijgen kinderen dat allemaal toch wel mee.
Dus je moet die problemen wel met hen bespreken. Niet in de trant van: het komt allemaal wel goed. Dat is vals optimisme. En ook niet met de onderliggende boodschap dat de wereld naar de filistijnen gaat, want waarom zouden ze dan hun huiswerk nog maken? Je moet wat er gaande is zo met hen bespreken dat je ze perspectief biedt. Kinderen halen hun motivatie uit de hoop dat er voor hen iets te winnen is en te doen is en bij te dragen is.
Het is dus belangrijk een kind die switch te leren maken: ja, er zijn een heleboel problemen, wat zouden we daar aan kunnen doen?
Je moet kinderen de hoop niet ontnemen. Dat wil niet zeggen dat alles kan. Het is neoliberaal om te zeggen: je kunt alles worden of bewerkstelligen wat je wil. Je moet je heel erg inspannen om doelen te bereiken en soms haal je ze niet, maar je moet een kind zijn of haar droom nooit afnemen.
Ja, het kerngezin is geen natuurwet, maar als opvatting ontstaan in een bepaalde tijd: het gezin als hoeksteen van de samenleving. En er zitten zeker voordelen aan het kerngezin, maar ook grote nadelen. De individualisering van de opvoeding legt een zware last op de schouders van ouders: jij bent verantwoordelijk voor de opvoeding en voor de uitkomst van die opvoeding.
Achter elke voordeur spelen zich dezelfde soort taferelen af met pubers of met eigenwijze peuters. Ouders denken te vaak: het is mijn kind en dus mijn probleem en ik moet hier een oplossing voor vinden. Het delen van die verantwoordelijkheid maakt het opvoeden lichter en aangenamer en uiteindelijk ook beter. Natuurlijk ben je als ouders eindverantwoordelijk, maar je kunt van elkaar leren en elkaar steunen.
Door de sociale media komt er wel een tegenbeweging op gang. In appgroepjes wordt tegenwoordig best veel gedeeld. Misschien niet heel diep over de opvoeding, maar wel meer uitgewisseld. Ik denk dat dat heel praktisch het opvoeden lichter en prettiger maakt en de risico’s ook minder groot.
Dat moet je als ouder organiseren. Dat gaat niet vanzelf, zeker niet als de heersende ideologie is dat de opvoeding van jouw hoeksteen van de samenleving jouw verantwoordelijkheid is en dat we, als het niet lukt, een leger hulpverleners inschakelen.
Ik begrijp best dat ouders geen ongevraagd advies willen. Dat moet ik als oppas opa ook bij mijn eigen kinderen zien te vermijden. Mijn kinderen zijn volwassen en willen de opvoeding op hun eigen manier doen. En ik vond de steun en de liefde van mijn eigen ouders heel belangrijk, maar ze moesten toch niet tegen mij gaan zeggen hoe ik mijn kinderen moest opvoeden.
Dus je moet het niet opdringen, maar ouders kunnen zelf meer gemeenschappelijk doen met andere ouders en vragen: wat zijn jullie ervaringen? Dat is een soort beweging de andere kant op. Ik zie bij mijn eigen kinderen dat ze heel veel met andere ouders optrekken en ik denk dat dat heel behulpzaam is.
We hebben een systeem ingericht waarbij je als ouder met een opvoedvraag bij een orthopedagoog of een psycholoog terecht kan. Natuurlijk zijn er ingewikkelde situaties of problemen waarin dat nuttig is, maar ik denk dat je de meeste kwesties waar je als ouder tegenop loopt minstens zo goed kunt oplossen door met anderen ervaringen uit te wisselen. Gewoon verhalen vertellen over wat goed gaat in de opvoeding en wat niet. Dat mes snijdt aan vele kanten. De opvoeders kunnen meer afstemmen en de kinderen worden breder gezien en kunnen breder terecht én leren rekening houden met anderen. Zo ervaren ze wat het betekent om in een democratie te leven. En zo leren ze ook kritisch en zelfs ongehoorzaam te zijn, als belangrijke principes in gevaar zijn.
Ik heb jarenlang lezingen gegeven op ouderavonden, heel vaak over opvoeding. Ik merk dat mensen het heel lastig vinden om iets te zeggen over wat er bij hen thuis gebeurt, maar als er eentje de stoute schoenen aantrekt en iets vertelt, dan volgen er veel meer en kan het niet meer stuk. Dan komt er herkenning en wordt er ook gelachen, dus dat maakt het ook een beetje lichter. “O, gaat het bij jou ook zo? Ik dacht dat ik de enige was.”‘
Interview: Marijke Verduijn