‘Ik vind het fijn als ik kinderen kan helpen zich competent te voelen’

‘Ik vind het fijn als ik kinderen kan helpen zich competent te voelen’

‘Ja, twee: de juf van groep 3 en de meester van groep 7. Bij die juf was het fijn en veilig in de klas en ze leerde me goed lezen, rekenen en schrijven. Dat is natuurlijk een goede basis. 
De meester van groep 7, meneer Harry, sprong er ook uit. In groep 5 en 6 was het nogal fout gegaan met onze klas en hij herstelde dat vrij grondig. En hij was een goede leraar. 

Ik vind geschiedenis nog steeds heel interessant. En essays schrijven en colleges volgen vond ik heel leuk, maar zelf onderzoek doen sprak me helemaal niet aan. Ik had al eens eerder overwogen om naar de Pabo te gaan, maar toen dacht ik: het is een hele zware baan, er is een enorme werkdruk en het salaris is slecht; je bent wel gek als je het gaat doen. 

In de tussentijd was PO in Actie [een onderwijsvakbond opgericht door docenten, mv] er gekomen en hun beroepstrots raakte me: ze lieten niet over zich heen lopen en kwamen voor zichzelf en voor hun beroep op. Dat sprak me aan: je wil trots kunnen zijn op je beroep. Misschien was het onderwijs door de jaren heen wel een beetje vertrut. Het leek wel of het belangrijkste is dat je heel veel van kinderen houdt. Maar ik vind kinderen in principe niet leuker dan volwassenen. Ik vind ze best leuk, maar ik word meester omdat ik lesgeven leuk en belangrijk vind. En het klopt ook wel dat het een dankbaar beroep is, maar ik haak af als iemand tegen mij zegt dat lesgeven zo belangrijk is, omdat “het zo dankbaar is”. 

Vorig jaar was het lerarentekort vaak in het nieuws en ik wilde iets doen dat maatschappelijk relevant is. Dus ik dacht opnieuw aan de Pabo. Ik was weer gaan studeren en vond het best moeilijk om te switchen. Want stel dat ik dit ook niet leuk zou vinden? Maar ik heb de stap toch gezet. 

Ik vind het heel erg leuk. Het is superpraktisch: in de derde week van de Pabo ga je meteen al stagelopen. Dat is heel goed: je moet het gewoon ervaren, daar leer je heel veel van. Ik word opgeleid voor een beroep. Dat vind ik heerlijk. Dat miste ik bij de studie geschiedenis. 

Het vak Nederlands vind ik superleuk: je gaat echt terug naar de basis van de taal: wat zijn de spellingsprincipes? Hoe leer je kinderen lezen? Hoe goed spellen? Pedagogiek vind ik ook een interessant vak. En lesgeven vind ik ook heel leuk. 

Dat is best spannend. Ik heb het eerste half jaar stage gelopen in groep 7 en sta nu voor groep 3. Je moet je voorstellen dat je een presentatie moet geven waar je zenuwachtig voor bent en dat je dat dan de hele dag moet doen en in acht verschillende vakken. 
Maar ik heb het heel erg getroffen met mijn mentoren. Mijn eerste mentor heeft jarenlange ervaring en straalt een enorme rust uit. Ik mocht al vrij snel les geven zonder dat zij in de klas zat. Het was heel grappig om te zien hoe anders de kinderen dan zijn. Als zij voor de klas zit, vallen de kinderen vanzelf stil. Bij mij niet. Ik denk dat groep 7 echt wel in de gaten heeft dat ik een stuk jonger ben dan hun ouders.

Ja: grappen maken, niet luisteren. Op mijn laatste stagedag stond ik tussen de banken iemand iets uit te leggen en zat een jongen achter me met een potlood steeds op mijn kont te richten. Dan gaat de hele klas stuk. Dat is echt wel groep 7-gedrag. Qua klassenmanagement heb ik nog wel wat te leren, maar ik heb de stof wel goed over weten te brengen. 

Op m’n eerste stagedag stelde mijn mentor me voor en zei ze dat ik een half jaar zou blijven. Toen hoorde ik meteen: “Yes!!” Yes!!”” Dat vond ik echt grappig: ze kennen je nog maar tien minuten en je hebt nog helemaal niks gedaan … Dat enthousiasme van kinderen is heel leuk. Ik vind het ook leuk als leerlingen iets aan me vertellen. Of als het gezellig is in de klas. Met m’n verjaardag kreeg ik van een aantal kinderen een cadeautje; dat is natuurlijk superlief. 

En ik vind het heel leuk om kinderen dingen iets te leren. Hoe activeer je voorkennis? Hoe verbind je verschillende domeinen? We hadden het over de Gouden Eeuw en toen heb ik pepernoten gebakken met de klas en van alles uitgelegd over specerijen en over de Oostindische Compagnie. Daar krijg ik alle ruimte voor en dat vind ik heel leuk om te doen.

Maar er zijn ook mindere momenten, hoor. Als je een leuk leermoment hebt omdat iemand opeens iets snapt en er daarna iets vervelends gebeurt in de klas, dan heft dat elkaar ook wel weer op.

Ik vind het fijn als ik kinderen kan helpen zich competent te voelen. Als ze dingen gaan snappen. Natuurlijk zijn er altijd kinderen die beter zijn dan anderen en het kan heel demotiverend zijn als jij bij de langzame leerlingen hoort. Dat kan een spiraal worden: als je je niet competent voelt, ga je minder je best doen en raak je nog verder achter. Ik vind het heel fijn om die spiraal om te keren. Er is een meisje in groep 3 dat niet zo goed kan lezen. We sluiten aan het eind van de dag altijd af met een digitale woordzoeker, maar zij doet daar eigenlijk nooit aan mee. Dan zeg ik: kijk eens naar die onderste rij. Wat zie je daar? Als ze dat dan gaat zien, is dat heel leuk.

Eerlijk gezegd maakte het voor mij als jongetje niet zoveel uit of ik een juf of een meester had. Het was wel fijn dat iemand gezag had en de klas onder controle had. Maar je ziet je juf of meester vaker dan je ouders en als kind heb je acht jaar lang acht of meer verschillende personen voor je. Dan lijkt het me niet goed dat je acht juffen hebt. 

Dat is heel lastig om te zeggen. Het hangt ook heel erg af van de persoon. Mijn mentor in groep 7 was heel straight en had veel gevoel voor humor. Niet echt een jufjuf. 

Ik sta nu voor groep 3 en dat is grotendeels management: je moet altijd dingen vóór zijn. De kinderen krijgen eten en drinken mee van huis en moeten hun trommel en waterflesje aan het eind van de dag ook weer meenemen naar huis. Als jij dat niet regelt, vergeet de helft dat. Dan kan je zeggen: ‘waar moeten we ook alweer aan denken?’ Maar mijn mannelijke mentor gooit dan zogenaamd een broodtrommel in de prullenbak en roept dan: “prullenbak, prullenbak!” Daar moeten die kinderen dan allemaal heel erg om lachen en dan gaan ze hun spullen pakken. 

Ik vind het een heel slecht voorstel om de eisen te verlagen en de opleiding vooral “leuk” te maken. 
Maar er zitten wel aspecten aan de opleiding die niet zo aansluiten bij jongens. Je moet bijvoorbeeld samen kinderliedjes zingen. Natuurlijk moeten je als basisschooldocent iets weten van muziek en muziekplezier kunnen overbrengen op kinderen, al zijn op de meeste basisscholen vakdocenten muziek. Maar dat moet je niet op deze manier doen. Als achttien-, negentienjarige jongen denk je dan echt: in wat voor hel ben ik beland? Vrouwen zijn op die leeftijd volwassener dan mannen: die zetten zich daar iets makkelijker overheen. Maar ik was daar op mijn negentiende ook op afgehaakt. 

En ik heb zelf geluk met mijn stageschool en mijn mentoren, maar ik hoor van studiegenoten dat ze leraren treffen die hun stageairs zien als een vervelende onderbreking van hun eigen proces met de klas. Dat werkt natuurlijk heel demotiverend. En sommige begeleiders willen een eindeloze hoeveelheid papierwerk zien voor een les van een kwartier. Het is natuurlijk heel goed om een leerdoel te formuleren en te bedenken hoe je iets aanpakt, maar dat kan ook te ver gaan.

Voor zover ik weet, moet ik volgend jaar een half jaar stage lopen bij de kleuters. Ik denk dat het heel leerzaam kan zijn: het is het begin van het hele proces. Maar ik ga geen kleutermeester worden: dan  ben je voor een groot deel ook oppasser en de hele dag bezig met Ligapakjes openmaken. 

Ik denk dat de muzieklessen voor een grotere uitstroom van mannen zorgt dan dat half jaartje stage bij de kleuters. Ik zou de kleuterstage niet afschaffen omdat je bang bent dat je mannen afstoot. Maar misschien is de Pabo wel te breed. Groep 3 en groep 7 is een wereld van verschil: in woordenschat, in wat ze weten, in hoe ze vertellen …  Als je leraar bent van groep 3, is het heel nuttig dat je een kleuterstage hebt gedaan. Dan moet je de ontluikende geletterdheid en gecijferdheid kunnen herkennen en weten of kinderen daar aan toe zijn, of dat je daar iets op moet aanpassen. Maar als je zeker weet dat je in de bovenbouw les wil geven, is het dan wel handig dat je van alles leert over de kleutertijd? Kan je je dan niet beter verdiepen in wat oudere kinderen? 

Ik wilde altijd al graag de bovenbouw doen en ik denk dat dat zo blijft. Ik hou van wereldoriëntatievakken; dat sluit natuurlijk ook aan bij mijn studie. Groep 3 is heel veel taal. Ook heel leuk en belangrijk, maar bij groep 7 kan je meer de diepte in gaan: ‘Wie is Nelson Mandela?’ Dat vind ik leuk en dat past bij mij.   

Interview: Marijke Verduijn
Foto: Geerte Verduijn