‘Leer kinderen dat kleur er wél toe doet’

‘Leer kinderen dat kleur er wél toe doet’

‘Ja, dat denken veel mensen. Maar uit onderzoek blijkt dat dat precies andersom werkt. Stilte kan een heel andere boodschap op kinderen overbrengen dan ouders denken. 
Kinderen zijn niet ‘kleurenblind’. Als een kind een kleur wel ziet, maar merkt dat zijn ouder die niet benoemt, gaat het denken: daar is iets mee. 
Stel je bekijkt met je kleuter een prentenboek. Dan benoem je als ouder wat je allebei ziet. ‘Kijk, een boom; die is groen. En die tractor blauw.’ Als je dan niet zegt: ‘En dat meisje is bruin’,  terwijl dat overduidelijk wel zo is, denkt een kind: mamma heeft het er liever niet over. Het kind ziet het, jij ziet het, als je het dan niet benoemt, wek je de indruk dat het onderwerp taboe is. 
Dat is jammer, want als je het niet over kleur hebt, kun je kinderen er ook niet iets over bijbrengen. Als iets duidelijk zichtbaar is, kun je het beter benoemen. ‘Kijk, dit meisje is heel bruin en dat jongetje is wit.’

‘Dan moeten we het erover hebben wat racisme is. Als je puur beschrijvend zegt: ‘dat meisje met die zwarte krulletjes’ is dat net zo min racistisch als dat je zegt ‘dat meisje met dat lange blonde haar’. 
Het is racistisch als je mensen niet puur beschrijft, maar duidt als anders. Het is een heel ander verhaal als je zegt ‘dat lelijke kroeshaar’.’  

‘Ik wel, hoor. Vaak zeggen mensen ‘Ik zie helemaal geen kleur’. Dat bedoelen ze goed, maar ‘kleurenblindheid’ kan kwetsend zijn voor mensen van kleur. ‘Ik zie helemaal geen kleur’ ontkent een soms fundamenteel deel van iemands identiteit of maatschappelijke ervaringen. Voor zover ik weet zal niemand van kleur protesteren als zij objectief wordt beschreven als zwart of ‘met een hoofddoekje’.’

‘Het ís ook een ongemakkelijk onderwerp. We hebben het er generaties niet over gehad en als we het er wel over hebben, gaat dat vaak met veel heftigheid. Dan is het ook het makkelijkste om er maar over te zwijgen. 
Maar dat is een zichzelf bevestigend proces, want hoe minder je het er over hebt, hoe minder je je erin oefent en hoe moeilijker het gesprek erover is. We hoeven er niet voor weg te duiken. We kunnen een woordenschat aanleren om het er wel over te kunnen hebben.’

‘Ook al denken of doen we allemaal wel eens iets racistisch, de meeste mensen zijn inderdaad tegen racisme. Niet-racistisch-zijn suggereert een zekere neutraliteit. Maar ik denk dat wij als ouders méér kunnen. We kunnen bijdragen aan een Nederland waarin we niet doen alsof racisme niet speelt. 
Als je je in situaties van onrechtvaardigheid niet uitspreekt, draag je bij aan de status quo. Daarom is het belangrijk om in je opvoeding actief bij te dragen aan een antiracistische maatschappij. Daar hoef je niet altijd de straat voor op. In de dagelijkse opvoeding kunnen dat ook heel kleine dingen zijn.

Dat begint ermee dat ouders heel goed bij zichzelf nagaan hoe ze hier in staan. Wat vind ik er eigenlijk zelf van? Wat wil ik mijn kinderen meegeven? Dat is één van de belangrijkste uitgangspunten van mijn boek.’ 

‘Ja. En die is: ‘Waar sta ik voor en wat betekent dat voor mijn rol in de samenleving en voor mijn rol als ouder?’’ 

‘Ik denk dat het belangrijk is om kindvolgend te zijn. Je gaat niet aan tafel zitten: kom, we gaan het over racisme hebben. Maar in sommige situaties is het heel logisch om het over racisme te hebben. Als je kind uit school komt met een verhaal waarin racisme een rol speelt, kun je dat benoemen en vragen of dat eerlijk is. Of een wedervraag stellen: hoe zou jij het vinden als dat jou overkwam? 
Zo kun je het er ook over hebben als je kind op straat enorm gaat staan staren naar een zwarte man. De meeste ouders krijgen dan een kop als een boei en slepen het gauw weg. Hoe begrijpelijk ook, er zijn echt betere manieren om daar mee om te gaan, want door jouw gestreste reactie kan het kind een zwarte man associëren met stress en wegwezen.’ 

‘De volgende stap is: ga ik er zelf over beginnen? Bijvoorbeeld door boeken of films in huis te halen waarin etnische groepen op een gelijkwaardige manier naast elkaar voorkomen. Op mijn website geef ik een hele lijst goede boeken, films en ander materiaal, die nog steeds groeit. Zo’n boek hoef je ook niet open te slaan met: ‘Nou, kijk eens hier’, maar dan heb je de kans dat het vanzelf wel komt. 

Ook bij oudere kinderen zijn er voldoende aanleidingen om over racisme en discriminatie te beginnen. Iedere tiener heeft de toeslagenaffaire wel meegekregen.’ 

‘Nou, van alles. Alle voorbeelden in het boek komen uit de schoolboeken van mijn kinderen. ‘Handel in producten als suiker, graan en slaven.’ Dan denk je: het zal best dat zwarte mensen toentertijd als producten werden gezien, maar dat kun je toch nu niet meer zondermeer overnemen? 
Of een raar soort verhullend taalgebruik als ‘het ingrijpen van J.P.Coen op de Banda-eilanden’. Ingrijpen? Dat was genocide, daar zijn 15.000 mensen afgeslacht. ‘Gevechten braken uit’: alsof het een natuurverschijnsel was. Nee, jullie kwamen met wapens de boel overnemen. 
Het valt me sowieso op hoe geschiedenisboeken heel veel over economie gaan en heel weinig over mensen en benadrukken hoe goed of slim Nederland was en hoe we andere volken te slim af waren. Daar moet je echt meer context bij geven.’ 

‘Zeker. Nog steeds noemen veel mensen een roze potlood ‘huidskleur’. Mijn kinderen vragen dan: ‘wiens huidskleur bedoel je?’ Ook een uitdrukking als ‘het was een gewone Nederlander, hoor’ is op zich helemaal niet zo erg, maar al die kleine dingen samen hebben wel impact. Ze geven een beeld waarin de hier geboren Nederlanders met een Nederlandse achtergrond de enige standaard zijn. Een van mijn dochters kwam daar laatst ook mee thuis. Ze danst en moest voor een voorstelling worden geschminkt. Ze is niet superbruin, maar wel donkerder dan de rest en er was gewoon geen schmink die paste bij haar huid.’ 

‘Ja, eigenlijk wel. Maar dat is ook geen panacee, want dan heb je er twee gevonden waar je kind totaal niet mee overweg kan en dan kan het ook denken: die moet ik niet. 
Het liefst zou je willen dat je kinderen zoveel verschillende kinderen kennen, dat ze kunnen denken: die is heel aardig, die vind ik niet zo leuk, die is heel leuk om mee te voetballen, maar die ander kan niet tegen z’n verlies. Dat er verschillen zijn omdat het over individuen gaat, die alleen voor zichzelf staan en niet voor een groep. Zoals je dat ook hebt met kinderen uit de meerderheidsgroep.’ 

‘Nou, ouders moeten van mij helemaal niets. Er zijn hele volksstammen die mijn boek niet eens willen aanraken en dat is ook prima. Ik heb dit boek geschreven voor ouders die best gemotiveerd zijn, maar niet weten waar ze zouden kunnen beginnen. 
Mijn boodschap is: begin maar eens ergens. En ontdek wat er dan gebeurt. Als je op dit onderwerp gaat reflecteren, op kleine dingen gaat letten, zie je steeds meer. O, weer een voorbeeld. Hè, wat zegt zij nou? Of: wel een beetje raar dat we dat zo doen. 
Het is echt een zichzelf voortstuwend proces als je er eenmaal mee bezig gaat.’

‘Dat bewustzijn is alles wat mij betreft. Dat kan ook niet anders. Niemand is perfect, ook niet op dit gebied. Ik ben al heel tevreden als mensen hierover willen nadenken, kleine stapjes proberen en met steeds meer zelfvertrouwen toch met hun kinderen over deze uitdagende thema’s praten.’ 

Interview: Marijke Verduijn
Foto: Ruud Pos