//= get_template_directory_uri() . '/vendors/fontawesome/fontawesome/fa-regular-400.woff2' ?> //= get_template_directory_uri() . '/vendors/fontawesome/fontawesome/fa-solid-900.woff2' ?> //= get_template_directory_uri() . '/vendors/fontawesome/fontawesome/fa-light-300.woff2' ?>
Zeventien jaar lang was (kinder)boekenschrijver Lydia Rood Schoolschrijver. Tegenwoordig is ze invaller voor een afwezige juf. Het doel is in beide gevallen hetzelfde: kinderen beter laten lezen en schrijven én meer zelfvertrouwen geven. Maar het gaat veel verder: ‘Als je kinderen aan het lezen brengt, open je de wereld.’
Het was pionieren, zeventien jaar geleden. Er werd niet veel meer voorgelezen op basisscholen. En lezen was vooral technisch lezen geworden, waarbij werd geklokt hoeveel woorden een kind in een minuut aankon. Dat moest toch beter én leuker kunnen? Hoe? Dat moest Rood, samen met de oprichter van De Schoolschrijver, Annemiek Neefjes, nog ‘een beetje uitvinden.’
‘Ik wilde kinderen vooral een blij gevoel geven bij lezen en schrijven. Dan gaan ze het vanzelf meer doen. Er zijn Johan Cruijffveldjes ontwikkeld omdat we weten dat als kinderen het fijn vinden om te voetballen, ze er meer tijd in steken en er ook beter in worden. Wij wilden Johan Cruijffveldjes ontwikkelen voor lezen en schrijven. Schoolschrijvers zijn een soort tegengif. Ze proberen verbeelding en verwondering los te maken in plaats van kinderen vast te spijkeren.’
Inmiddels zijn er 77 Schoolschrijvers – allemaal min of meer bekende kinderboekenschrijvers. Ze geven in een half jaar tijd dertien lessen: tien reguliere en drie verdiepingslessen.
Iedere Schoolschrijver pakt het weer anders aan, maar voorlezen is een vast onderdeel. ‘Soms doe ik dat zelf, soms laat ik het aan de juf. Er werd op basisscholen nauwelijks meer voorgelezen. De methodes namen zoveel tijd in beslag dat er voor voorlezen geen plaats meer was. Heel af en toe kwam ik nog wel eens een juf tegen die zei: “Ik lees aan het begin van de dag altijd een kwartier voor. Dan zijn ze nog rustig en dan heb ik ze allemaal weer op één rij.” Maar dat waren de grote uitzonderingen. Gelukkig is dat weer aan het veranderen, want kinderen vinden het heerlijk om te worden voorgelezen. Ook ouders denken te vaak dat kinderen daar te oud voor zijn. Maar kinderen van dertien of veertien zitten soms met hun duim in hun mond te luisteren.
Het mooie van voorlezen is ook dat je allemaal tegelijkertijd met hetzelfde verhaal bezig bent en het er samen over kan hebben. Er was een jongen die tijdens mijn lessen altijd omgedraaid zat en ruzie zocht. Zijn vriendinnetje, die een eindje verderop zat, steunde hem daarbij. Het jaar daarop las ik de klas voor uit Kijk eens hoe mooi wit ik ben van Dolf Verroen – een boek over een wit meisje in Suriname dat voor haar verjaardag een zwart slaafje krijgt. Het vriendinnetje van die jongen was al een beetje aan het puberen en begon me uit te dagen. “U bent racistisch!” “Nou”, zei ik, “misschien moet je het toch eens helemaal lezen.” En toen zei haar vriendje: “Misschien wil de schrijver dat we erover nadenken.” Dat vond ik zo geweldig.
Er is ook altijd een kist met boeken, waar kinderen een boek uit mogen kiezen om zelf te lezen. ‘Soms wordt die kist gevuld door een bibliotheek, maar ik heb hem zelf samengesteld. Met boeken die wat dieper steken dan de Boomhut met honderd verdiepingen, Fantasialand of Dagboek van een loser – hoewel het altijd fijn is als kinderen die ook lezen en zo meters maken.
Maar in mijn kist zit bijvoorbeeld Verdwijnkind van Bies van Ede. Een totaal onderschat boek over een illegale man die als schoonmaker in een ziekenhuis werkt en een baby vindt. Het is spannend en een beetje raar. Maar het slaat vaak heel erg aan bij veel kinderen die zelf ook het gevoel hebben niet mee te tellen, of dat zien bij hun vader die misschien tandarts is, maar op de groenteveiling werkt omdat hij de taal niet spreekt.’
Kinderen die een boek hebben uitgelezen, vertelden elkaar daarover in de leesclub. ‘Dat vinden ze heel fijn: dat ze niet moeten lezen, maar zelf mogen kiezen en dat hun oordeel telt. Vorig jaar was er een jongetje op een school voor speciaal onderwijs die vrijwel elke keer bij die leesclub zat. Hij pakte de dunste en makkelijkste boeken uit de kist, maar die probeerde hij wel helemaal te lezen. Hij gold als dyslectisch, maar toen ik het jaar daarna weer op die school kwam, vertelde de juf dat hij in dat halve jaar vier AVI-niveaus omhoog was gegaan. Vier AVI-niveaus! Daar was ik als Schoolschrijver achterlijk trots op.’
En dan is er ook altijd een schrijfopdracht. ‘Kinderen denken bij schrijven meteen aan spelling. En dan denken ze: ik kan het niet. Maar De Schoolschrijvers laten de spelling totaal buiten beschouwing.
Mijn vader was leraar Nederlands en beoordeelde een opstel nooit op spelling. Hij keek naar het verhaal: gaat het ergens over? Is het herkenbaar? Weerspiegelt het een gevoel? Helpt het je in te leven? Dat is precies waar wij ook naar kijken en waar we complimenten over geven: ik zie het echt voor me. Je hebt je echt in die persoon verplaatst. Zo stimuleren we dat ze het aandurven om te gaan schrijven.
Niet iedereen kan schrijven. Dat hoeft ook niet. Ik had eens een jongen in de klas die voor geen meter kon schrijven, maar wel heel goed kon vertellen. Hem heb ik bij de eindpresentatie voor alle ouders op het podium van de grote Schouwburg gehaald om een verhaal te vertellen. Het volgende jaar was hij helemaal opgebloeid. Vol zelfvertrouwen over zijn kunnen.’
Het is precies het effect dat haar ooit voor ogen stond. ‘Eerlijk gezegd wist ik niet of dat ook zo zou zijn.’ Maar De Schoolschrijver werkt, blijkt uit onderzoek. Kinderen gaan met meer plezier lezen, durven beter te schrijven, worden creatiever en nieuwsgieriger en ontwikkelen meer fantasie. Het mooie is dat dat thuis doorwerkt. Kinderen gaan meer lezen, maar vragen ook hun ouders om hen vaker voor te lezen. En best veel kinderen hebben de smaak zo te pakken dat ze zelf schrijver willen worden.
‘Dat is de kracht van verhalen. Die kunnen echt veranderen hoe je in het leven staat. Ik probeer altijd te zorgen dat ze met een eigen verhaal komen en de verbinding kunnen leggen tussen hun eigen verhalen en dromen en de verhalen uit boeken. Jouw verhaal is net zo goed als dat van een ander. En andersom kan het verhaal van een ander wel eens jouw verhaal zijn. Uiteindelijk gaat het er mij om dat ze leren dat verhalen van ons allemaal zijn, dat we allemaal deel uitmaken van het grote verhaal en dat we allemaal ons eigen verhaal hebben.’
Interview: Marijke Verduijn
De Schoolschrijver wil kinderen taalsterk maken zodat ze zich persoonlijk ontplooien, sterke relaties bouwen en hun kansen op school en in de maatschappij verbeteren.