Dát bedoel ik, zei de zalm

Dát bedoel ik, zei de zalm

‘Op een dag trok de westenwind een pluisje van een trui en speelde er mee.’ Zo begint het kinderboek voor de maand van de filosofie 2023 over het thema Weerloos en waardevol. 
Het pluisje heeft echte schubben, maar dat kan je met mensenogen niet zien. ‘Er is zoveel wat je met mensenogen niet kan zien.’ 

Als de wind zijn interesse verliest, laat hij het pluisje los. Anders dan het had gehoopt, komt dat niet weer terecht op een warme trui, maar in het oor van een wereldkampioen. En dan volgt via de kampioensbeker die in het water valt, een verrukkelijke estafette waarin voorwerpen, planten en dieren het verhaal aan elkaar doorgeven. Zo onderhandelen een zilvermeeuw en een kokmeeuw over de prijs van een worm. 

Tussen de bedrijven door bevragen ze allerlei zekerheden en veronderstellingen. Hoe kan de wereldkampioen weten dat ze sneller is dan alle andere 8 miljard mensen? Waarom vinden mensen een paardenbloem minder dan een roos? En waarom hebben ze zo weinig respect voor de dieren die ze opeten? En dat allemaal in die onnavolgbare Joke-van-Leeuwentaal.

‘Ik ben geen “jullie”,’ zei de paardenbloem. ‘We zijn wel met een heel stel hier, maar als je tegen mij praat, praat je tegen mij alleen.’  

‘Jij denkt zeker dat ik het probleem ben, net’, zei de zilvermeeuw. ‘Maar zal ik jou eens wat zeggen? Jij bent het probleem.’ Het net bewoog niet meer. ‘Ach, stik toch,’ zei de zilvermeeuw. En hij vloog weg, op zoek naar lekkere hapjes. 

In het ontroerende laatste verhaal duikt het pluisje weer op. Op het grasveld waar een menigte de wereldkampioen had toegejuicht. De wind die inmiddels uit het oosten waait, biedt aan het weer terug te brengen naar zijn trui, maar de grassprietjes willen hem graag houden.

‘Voordat het bij ons kwam, vonden we onszelf zo weinig waard. Dat krijg je als je te vaak zonder pardon door mensenvoeten wordt platgetrapt en door mensenmachines wordt kortgehouden. Maar toen zei het pluisje iets waardoor we dachten: hé, als ze ons vertrappen, staan we wél weer snel overeind en telkens als ze ons kort willen houden, maken we onszelf tóch weer lang.’ ‘Wat zei je dan, pluisje?’ vroeg de wind. 

Tekst: Marijke Verduijn