//= get_template_directory_uri() . '/vendors/fontawesome/fontawesome/fa-regular-400.woff2' ?> //= get_template_directory_uri() . '/vendors/fontawesome/fontawesome/fa-solid-900.woff2' ?> //= get_template_directory_uri() . '/vendors/fontawesome/fontawesome/fa-light-300.woff2' ?>
Margriets zoon is boeddhistisch monnik in Birma. Ze mag hem niet kussen of omhelzen en dat blijft pijn doen. Maar een bezoek aan hem heeft de relatie én haar goed gedaan. ‘Ik zag hoe gelukkig hij is en begrijp dat hij alleen daar kan leven zoals hij wil leven. Er is nog steeds verdriet. Maar het is schoon verdriet’
‘Ik wilde nooit naar Birma, omdat ik het niet aan zou kunnen dat ik Tjeerd niet mag aanraken. Maar toen mijn man een kleine drie jaar geleden per se wilde gaan, ben ik toch met hem meegegaan. Ik ben ontzettend blij dat ik dat heb gedaan, want dat bezoek heeft me heel goed gedaan.
Het was heel fijn om te zien waar Tjeerd woont en de mensen te ontmoeten met wie hij leeft. We hoorden hoe mensen hem aanspraken met zijn boeddhistische naam U Agga en hoe die naam deel was geworden van zijn identiteit. We logeerden onder meer in het klooster waar hij een van het jaar woont en bezochten de hut even buiten een dorpje, waar hij in de regentijd woont. Monniken mogen om niets vragen. Wel gaat hij, zoals alle monniken, elke ochtend op bedelronde door het dorp, waarbij hij te eten krijgt. Geld raakt hij niet aan, en dat wordt hem dan ook niet aangeboden.We zijn ook op bezoek geweest bij de boer en boerin die hem “in de gaten houden”, bijvoorbeeld als hij ’s ochtends niet op zijn bedelronde verschijnt. Zij beschouwen hem als hun zoon, wat voor mij erg ontroerend en geruststellend was.
We hebben een ongelofelijke gastvrijheid ervaren. In alles wat we nodig hadden, werd voorzien. In het boeddhisme draagt geven bij aan je goede karma. Dat kleurt de manier waarop mensen met elkaar leven. Het is een gevende en ontvangende maatschappij. In Nederland zeggen we: het leven is geven en nemen. In Birma is het: geven en ontvangen. Toen we op bezoek gingen bij de boer en boerin, die U Agga als hun zoon beschouwen, bloeide er in hun hele tuin één struik met één roos. De boerin plukte die ene roos en gaf hem aan mij. Dat is voor mij een beeld, waarin ons hele bezoek aan Birma werd samengevat. Voor mij is het belangrijkste van ons bezoek dat ik heb gezien hoe gelukkig hij daar is en dat ik heb begrepen dat hij alleen daar kan leven zoals hij wil leven.
Na ons bezoek is Tjeerd nog één keer naar Nederland gekomen, omdat hij hier nog een aantal losse eindjes wilde afhechten. Hij kwam toen zijn zus net bevallen was. Hij heeft met dat nieuwgeboren jongetje in zijn armen gezeten en ook de dochtertjes van zijn zus hingen op en over hem heen. Zo’n aanraking is niet gebruikelijk, maar ik zag hoe hij genoot van dat contact.
Ik vond het ook heel mooi om te zien hoe respectvol mijn dochter naar hem toe was. Zij noemde hem – ook tegenover haar kinderen – consequent U Agga. Dus haar kinderen noemden hem ook U Agga en spraken ook over hem als U Agga. Als ik hem aansprak, deed ik dat ook. Als ik over hem spreek tegen anderen, noem ik hem nog steeds gemakkelijker Tjeerd.
We hebben heel veel gepraat. Daardoor ben ik sommige dingen beter gaan begrijpen. Ik dacht altijd dat hij de regels moest volgen om een goed mens te zijn. Maar ik begrijp nu dat hij op een bepaalde manier wil leven en dat de regels hem daarbij helpen. Dat ze een middel zijn in plaats van een doel.
Het was heerlijk om hem weer even in huis te hebben. Omdat ik een vrouw ben, mocht hij eigenlijk niet met mij onder één dak slapen, maar omdat het te koud was om in de tuin te slapen is hij maar in het souterrain gaan liggen.
Wat wel moeilijk was: we mochten niet samen eten. Die intimiteit miste ik dus. En hij mocht alleen eten tussen 5.30 en 12.00 uur, maar hij mag om niets vragen, dus ik moest er steeds zelf aan denken hem tijdig eten aan te bieden. Dan zat ik met hem te praten en bedacht ik opeens: het is al bijna 12 uur en hij moet nog eten!
Ik blijf het moeilijk vinden dat ik hem niet mag kussen of omhelzen. Mijn man trekt zich daar niets van aan en trok hem gewoon naar zich toe, maar toen ik Tjeerd vroeg of ik dat mocht, zei hij: ‘liever niet’. Dus ik begroette hem zoals hij mij begroette: met de handpalmen tegen elkaar en een lichte buiging. Maar ondanks dat gemis, was het toch heerlijk dat hij twee maanden zo dichtbij was.
Natuurlijk waren onze familieleden en vrienden ook nieuwsgierig naar Tjeerd en wilden ze hem allemaal spreken. Dus Tjeerd stelde voor een middag te beleggen en iedereen uit te nodigen. Daar hebben we eerst gezamenlijk een uur stil gezeten en gemediteerd en heeft hij vervolgens op een heel mooie manier uitgelegd wat het boeddhisme voor hem betekent en waarom hij leeft zoals hij leeft. Hij kreeg behoorlijk kritische vragen. Een van mijn broers vroeg: wat draag jij bij aan de maatschappij? En een ander vroeg: ja maar wat als iedereen zo zou leven als jij? Ik was heel trots op Tjeerd toen hij heel rustig antwoordde: ‘ Dan zeg ik met de Boeddha: “we’ll cross that bridge, when we get there”..’
Hij heeft ook een andere broer van mij, die abt is van een klooster, opgezocht. Ze hebben lang gepraat en verschilden op het punt van het godsbeeld, maar ze begrepen elkaar heel goed en herkenden elkaar in hoe belangrijk het is je eigen weg te gaan en dat daarvoor afstand nemen van je familie noodzakelijk is.
Toen Tjeerd hier was, bedacht mijn man om hem een smartphone te geven, zodat hij aan onze familieapp kon deelnemen. Anders dan 7 jaar geleden is het internet in Birma breed verspreid. Dat was een geweldig idee. Dus tegenwoordig kunnen we appen en dat doen we ook met regelmaat. Toen ik in Birma was, heb ik hem verteld hoeveel pijn het me heeft gedaan dat hij me geen “mamma” meer noemde, maar “Margriet” en nu noemt hij me weer “mamma”. Hij appt ook met zijn broer en zus, waarin de oude vertrouwde toon en humor zich weer openbaart. Ik vind het heerlijk om dat contact te zien en te merken dat hij zo weer deel heeft aan ons leven en wij aan het zijne.
De bezoeken over en weer hebben zeker iets van de pijn weggenomen, maar de pijn is niet weg. Het is vooral de fysieke afstand die pijn doet, meer dan de geografische. Als hij in Birma zou wonen en werken, zou hij regelmatig terug kunnen komen, of zou ik naar hem kunnen gaan. Dan zou de afstand minder groot zijn dan nu hij zo’n compleet andere weg heeft gekozen. Ik heb er een beeld voor bedacht: mijn man en ik hebben samen een kleed geweven en onze andere kinderen weven min of meer door aan ons kleed. Maar Tjeerd gebruikt nog wel onze schering, maar heeft zo’n andere inslag dat het kleed van kleur verschiet en wellicht scheurt. Het voelt ook echt soms als een scheur.
Dus natuurlijk ben ik nog steeds verdrietig en ik mis hem. Maar we zijn echt nader tot elkaar gekomen en ik begrijp veel beter waarom hij deze weg moet gaan. En het is geen verdriet omdat ik iets fout heb gedaan, of omdat ons iets te verwijten valt. In die zin is het schoon verdriet.