//= get_template_directory_uri() . '/vendors/fontawesome/fontawesome/fa-regular-400.woff2' ?> //= get_template_directory_uri() . '/vendors/fontawesome/fontawesome/fa-solid-900.woff2' ?> //= get_template_directory_uri() . '/vendors/fontawesome/fontawesome/fa-light-300.woff2' ?>
Terugkijkend had hun middelste altijd al wel een extra gebruiksaanwijzing, maar het contact was goed. Hij ging in dienst en werd uitgezonden. Vader Loek: ‘We waren trots op hem.’ Toen hij verslaafd raakte, stortte de wereld in. ‘Mede door de lotgenotengroep ga je na verloop van tijd beseffen dat je eigenlijk niks kan. Daarna komt het besef dat het oké is dat je niks kan. En dat het belangrijk is leuke dingen te blijven doen.’
‘Op een dag belde hij: “Ik ben verslaafd aan cocaïne.” Ik verstond het eerst niet goed en maakte nog een grapje. Maar toen hij het herhaalde, bleek het bittere ernst. We zijn meteen naar hem toegegaan. In het begin konden we er nog over praten. We gingen lezen en zoeken: wat moeten we? Wat kunnen we?
Je wereld stort in. We waren ontredderd. En bang. Er kan iets heel erg fout gaan. We raakten helemaal gefocust op dat ene kind. Dat is een enorme valkuil. Onze jongste heeft een lichte verstandelijke beperking en heeft er veel last van. Voor hem was het altijd de grote broer waar hij tegen op keek, maar nu is het zijn grote broer niet meer. Zijn oudere zus heeft in de loop van de tijd afstand genomen. Dat is als zus iets makkelijker dan als ouder.
Aanvankelijk konden we ook nog wel dingen doen. Op zijn verzoek hebben we een tijd zijn bankrekening beheerd en z’n vaste lasten betaald. Hij hield een paar tientjes over om boodschappen te doen. Zo voorkwamen we dat hij dat spul kon kopen. Dat heeft een tijd gewerkt.
We brachten ook boodschappen voor hem mee. Hij werd steeds magerder en we dachten: dan eet hij tenminste goed. Maar toen hij op enig moment gedwongen werd opgenomen en wij zijn huis opruimden, zagen we dat bijna al onze boodschappen nog in de kast stonden.
Na ongeveer een half jaar kwam hij, met verplichte medicatie, weer thuis. Deze behandeling stopte na anderhalf jaar. Het leek toen ook best de goede kant op te gaan, maar begin vorig jaar heeft hij z’n huur opgezegd. We hebben hem geholpen om het huis leeg op te leveren.
In zijn legertijd heeft hij geleerd om buiten te slapen. Dus hij heeft een waterdichte tent en slaapzak gekocht en slaapt in de duinen. In april en juni vorig jaar hebben we hem nog gezien, maar sinds een jaar is er helemaal geen contact meer. Aan zijn Whatsapp kunnen we zien dat hij nog leeft.
Je bent je kind kwijt, ook al is hij niet dood. Ik moet daar heel voorzichtig mee zijn, in onze lotgenotengroep zijn ook mensen van wie het kind echt is overleden. Maar zij begrijpen wel dat ik dit zeg. Er is nog een indirect lijntje: hij heeft nog wel contact met z’n broer en met de kinderen van zijn zus. Maar met ons wil hij geen contact.
Natuurlijk hebben ons afgevraagd wat we anders hadden kunnen doen. Had ik meer kunnen doen? Heb ik iets nagelaten, dat nu heftige gevolgen blijkt te hebben? Maar terugkijkend denken we: we hadden eigenlijk niks anders kunnen doen. We hebben drie kinderen, die alle drie dezelfde ouders hebben meegemaakt.
Het heeft ook niet zoveel zin je er schuldig over te voelen. Je verandert er niets mee. Dat schuldgevoel blijft altijd wel ergens hangen en ik had natuurlijk best dingen anders kunnen doen, maar of dat verschil had gemaakt?
En inmiddels heb ik de overtuiging dat je iemands ontwikkeling maar in heel beperkte mate kunt beïnvloeden. Mensen stoppen niet met gebruiken omdat hun moeder er verdrietig van wordt, ook al vinden ze dat nog zo erg. Je verandert alleen als je daar zelf baat bij voelt.
We kunnen hem alleen maar laten zien dat we er voor hem zijn als hij ons nodig heeft. Gelukkig hebben we hem nooit het huis hoeven weigeren. Dat zou het moeilijkste zijn geweest wat we ooit hadden moeten doen. Hij gromt wel eens, maar hij is nooit agressief geweest.
Ik ben nooit boos geweest op mijn zoon. Wel teleurgesteld en verdrietig. Hij kan er niet zoveel aan doen. Het is in Nederland zo gebruikelijk om te gebruiken. Natuurlijk kies je er de eerste keer zelf voor, maar het is de aanbieders erom te doen je te verslaven.
Ik heb geleerd dat een verslaving leidt tot een onomkeerbare verandering in de hersenen. Ik heb dat zelf bij tabak. Op een gegeven moment ben ik daarmee gestopt, maar als er in mijn omgeving veel wordt gerookt, begint het weer te borrelen. Zo’n aanval duurt bij mij nu kort, maar bij iemand die er nog midden in zit, kan die zo hevig zijn dat hij de stofzuiger openmaakt om er de peuken uit te halen. Als je dat niet hebt meegemaakt, herken je dat niet.
Ik ben wel boos geweest op de hulpverlening. Natuurlijk kan je kiezen om te stoppen, maar dat gaat niet zomaar en dat is een heel traject. Dat kan hij niet alleen. We hebben contact gezocht met allerlei hulpverleners, maar vaak gebeuren dingen niet zoals wij denken dat het beste is.
Ik ben ook boos op de politiek. Waarom is de langdurige psychische intramurale zorg afgeschaft? Mensen stoppen niet na zes weken detox en zo nu en dan een halfuurtje ambulante zorg.
Inmiddels hebben we ons leven weer een beetje op de rails. Ik heb heel veel gehad aan de lotgenotengroep. Daar kun je je verhaal delen, vind je begrip en krijg je geen ongevraagde adviezen.
Ik heb die groep als heel erg steunend en belangrijk ervaren. Je kunt er troost ontvangen en bieden. De troost die je daar vindt, kun je eigenlijk nergens anders vinden. Ik vergelijk het wel eens met Marco Kroon: iemand die in Afghanistan gevochten heeft, kan zijn emoties alleen maar delen met iemand die in Afghanistan gevochten heeft.
Soms delen mensen dat het goed gaat met hun kind. Dat biedt hoop. Troost en hoop liggen in elkaars verlengde. Wij kunnen anderen de troost bieden dat we nog overeind staan.
Mede door de groep ga je na verloop van tijd beseffen dat je eigenlijk niks kan. Daarna komt het besef dat het oké is dat je niks kan. Dat is heel moeilijk en misschien wel een stukje zelfhypnose.
Inmiddels beheerst het niet meer ons hele leven. We plannen onze activiteiten niet meer helemaal rond de zijne. We hebben ook ervaren dat fysieke afstand goed kan zijn. We gingen nooit meer met vakantie en stonden het liefst op een camping bij hem in de buurt. Maar op een gegeven moment besloten we met kennissen mee te gaan naar Zuid-Afrika. En tienduizend kilometer verderop voelden we die grauwsluier opeens wegtrekken. We keken weer fris en helder de wereld in. Als je dan een zwerver op een bank ziet slapen, komt het wel weer terug, hoor.
Maar ik zie ook steeds meer hoeveel geluk mijn vrouw en ik ook hebben gehad. Er zijn nog veel ergere situaties: kinderen die de deur intrappen, het huis verbouwen. We zijn samen, we hebben het goed, zijn relatief gezond, hebben geen geldproblemen.
In sommige opzichten heeft de situatie ons dichter bij elkaar gebracht, maar niet in alle. De een is toegefelijker dan de andere. De een loopt in sommige ontwikkelingen wat voor op de ander. De een wil nog wat doen, maar de ander zegt: we kunnen alleen maar voor onszelf zorgen. Dat is ook een belangrijke les: goed voor jezelf zorgen. Net als: blijf leuke dingen doen.
En na verloop van tijd breekt het besef door dat het oké is om zelf ook nog een beetje plezier te hebben. Er zijn jaren geweest dat we niet konden genieten. Natuurlijk liggen de gedachten aan mijn zoon nog steeds om de hoek, maar er zijn tijden geweest dat we aan niets anders konden denken. In de weerbaarheidstrainingen leren we een techniek voor als je piekert. Dan zeg je tegen jezelf: “Nu even niet, morgenochtend mag het weer.” Dat werkt bij ons ook. Dan krijg je ruimte in je hoofd.
Inmiddels kan ik weer blijheid voelen. Genieten van kleine dingen. Een paar jaar terug fietsten we ergens in Italië en ontdekten we een museumpje met brieven aan een Italiaanse arts. En ik merkte dat ik daar weer van kon genieten. Dat was een tijdlang weggeweest.
We zijn niet meer zo onbekommerd als toen we 14 waren, maar we kunnen wel weer genieten van kleine en grote dingen. Dat is oké. Je mag gelukkig zijn.’
Interview: Marijke Verduijn
Foto: mijnkindisverslaafd.nl
De lotgenotengroep waarbij Loek en zijn vrouw steun vinden, is Moedige moeders: een informatie- en preventiepunt en lotgenotengroep van en voor mensen van wie een dierbare verslaafd is (aan alcohol, drugs of gokken).