//= get_template_directory_uri() . '/vendors/fontawesome/fontawesome/fa-regular-400.woff2' ?> //= get_template_directory_uri() . '/vendors/fontawesome/fontawesome/fa-solid-900.woff2' ?> //= get_template_directory_uri() . '/vendors/fontawesome/fontawesome/fa-light-300.woff2' ?>
An* zat te leren voor haar eindexamen, toen een arrestatieteam binnenviel en haar moeder meenam. Het is zeven jaar geleden, maar werkt nog iedere dag door. In het verdriet dat onverwacht bovenkomt als ze langs de penitentiaire inrichting rijdt waar haar moeder vast zat. Het geroddel in de omgeving. De behoefte haar ouders te bewijzen dat het goed met haar gaat. ‘Dit heeft een enorme impact op kinderen.’
‘Ik had een heel fijne jeugd. Het enige dat ik wel lastig vond, was dat mijn ouders heel veel aan het werk waren. Ze konden ons nooit ophalen, of mee met klassenuitjes. Nu begrijp ik dat mijn ouders altijd keihard gewerkt hebben om het mijn broertje en mij zo goed mogelijk te kunnen geven.
Was dat omdat ze een eigen bedrijf hadden, of is het de cultuur?
Dat is cultuur. Mijn vader is een eerste generatie immigrant, mijn moeder is de tweede generatie. Mensen verlaten hun eigen land niet zomaar, dus ze werken keihard om hier iets op te bouwen.
Op een dag, waarvan ik de datum nooit meer zal vergeten, ging mijn broertje, toen dertien, op schoolreis naar Engeland. Mijn moeder had hem rond 6.00 uur weggebracht. Ik zat voor mijn eindexamen, had die dag twee belangrijke toetsen en was, nadat ik mijn broertje gedag had gezegd, in de woonkamer blijven leren.
Opeens werd er heel hard op de deur gebonsd. Ik dacht eerst aan een overval. Mijn vader deed open en opeens stonden er twintig man in de woonkamer: “Waar is je moeder?”.
Ze zeiden tegen mijn vader en mij: “Jullie weten wel waarvoor we hier zijn”. Maar wij wisten het oprecht niet.
Mijn moeder kwam naar beneden en werd meegenomen. We hebben niets meer tegen elkaar kunnen zeggen. Ze heeft drie maanden in voorarrest gezeten, maar de zaak speelt nog steeds: het Openbaar Ministerie is in beroep gegaan. We kunnen het dus nog steeds niet afsluiten.
Ja, dat sloopt je. Mijn moeder zegt weleens: ‘Die zeven jaar waren al een gevangenis.’ Het zit soms in kleine dingen. Iedereen in onze kring weet ervan en ze praten er met elkaar over, maar niemand vraagt iets aan ons. Dat geroddel is sowieso al zwaar, maar in een cultuur waarin reputatie alles is, is dat nog extra zwaar.
Toen ze nog in beperking zat niet, maar na een tijdje mocht ze een keer in de week bellen. Dan heb je van die smalltalk als: “Hoe gaat het op school?” “Heb je nog toetsen?” “Heb je gegeten?” Dat is in onze cultuur de manier om te vragen of het goed met je gaat.
Soms miste ik dat telefoontje en dat was heel naar, want je kon niet terugbellen. Dus als de telefoon ging, vond ik dat spannender dan mijn eindexamenuitslag.
Eén keer, samen met mijn vader en m’n tante. We konden wat langer met elkaar praten, in een aparte ruimte. Ze was heel erg afgevallen en zag er slecht uit. Zo wil je je moeder niet zien.
Daar zit het grootste verdriet. Vorig jaar reden we op een dagje uit met vrienden toevallig langs die penitentiaire inrichting. Dat kwam zo hard aan. Ik dacht dat ik het wel had verwerkt, maar die plek heb ik nog steeds niet kunnen verwerken.
Ik heb het niet gehaald. Ik stond er goed voor en mijn docenten waren ook verbaasd. Ik zal zelf niet zo gauw zeggen dat het komt door wat er allemaal speelde. Ik houd er niet van om het daar op af te schuiven, maar het heeft natuurlijk wel meegespeeld.
Het leven ging door en ik nam de moederrol op me. Ik zorgde voor mijn broertje, deed het huishouden. Het bedrijf moest doordraaien en mijn vader en tante spreken niet zo goed Nederlands, dus daar sprong ik in. Ik ging mee naar de advocaat en de accountant. Je wordt beladen met informatie waar je liever niets mee te maken hebt, maar je wil ook je familie helpen.
Ik heb het op school gelijk aan de mentor en het afdelingshoofd verteld. Soms moest ik onder schooltijd naar de advocaat. En de telefoontjes uit de gevangenis hielden zich niet aan mijn schoolrooster. Als mijn moeder belde als ik in de les zat, mocht ik opnemen.
Ik heb het ook aan mijn vriendinnen verteld. Iedereen probeerde zo goed mogelijk te helpen en daar heb ik ook veel steun van gehad. En toch vervreemd je ook wel wat van elkaar. Niemand weet waar je echt doorheen gaat en mijn vriendinnen gingen op vrijdagavond uit, maar ik zorgde voor mijn broertje, of deed het huishouden. Vaak was ik na zo’n week ook moe en stond mijn hoofd helemaal niet naar uitgaan.
Het was voor mijn moeder best lastig om weer terug te gaan naar haar werk. Ze had steeds afspraken met advocaten en heeft veel dingen uit handen moeten geven.
Pas toen zij weer terug was, merkte ik hoe zwaar die drie maanden waren geweest. Ik had er al die tijd mijn schouders onder gezet en me nooit afgevraagd hoe ik me voelde. Was ik boos op m’n moeder? Nam ik het iemand kwalijk wat ons overkwam? Waarom overkwam mij dit? Die vragen speelden pas op toen mijn moeder haar moederroltaken weer op zich nam en ik een beetje kon loslaten.
Het gaat nu vrij goed, maar een half jaar geleden zat ik flink in de knoop. Toen merkte ik dat ik veel dingen heb weggestopt. Als ik al eens een keer moest huilen, hoorde ik: ‘Waarom huil jij? Het is toch niet jouw probleem?’
Ik heb mijn ouders nooit de indruk willen geven dat ik me zorgen maakte of dat het zwaar voor me was. Mijn moeder voelde zich al zo schuldig dat ik mijn eindexamen niet had gehaald, ik wilde ze niet nog meer problemen geven, of het gevoel dat het niet goed ging door wat er was gebeurd. Dus ik zorgde uit alle macht dat het goed met me ging.
Binnen onze cultuur praat je heel weinig over gevoelens. De gesprekken gaan over wat er moet gebeuren of over naar welke afspraak je moet. Ik heb het zelfs met mijn moeder nooit gehad over hoe zij zich voelt. Ik heb dat wel geprobeerd, maar het zit niet in onze cultuur en het is ook wel een generatiekloof. Dus moet je dat iemand nu nog willen aanleren?
Ik wist wel heel zeker dat ik een plekje nodig had voor mezelf. Ik kon toch niets aan de situatie veranderen en moest voor mezelf kiezen. Dus ik ben na een poosje uit huis gegaan. Die ruimte had ik nodig.
Ja, zeker. Het is er elke dag. Maar ik heb geleerd dat praten mij helpt. En ik heb ook geleerd om mezelf af te vragen: kan ik iets aan deze situatie doen of niet? Als je er iets aan kan doen, doe het – dan hoef je je daar geen zorgen meer over te maken. Kan het niet, dan hoef je je er ook geen zorgen over te maken, want dan kan je er toch niks aan veranderen.
Ik had het fijn gevonden als ik er beter met mijn moeder over had kunnen praten. Dan had ze misschien meer inzicht gehad in de impact die dit op kinderen heeft. Dat het wel mijn probleem is.
Ik voel haar pijn. Ik moet dealen met alle gevolgen. Dat had ik wel graag willen delen.
Ik had er ook graag voor haar willen zijn. Ik merk dat ze slecht slaapt en ik merk aan haar gedrag hoe zwaar het voor haar is, maar ze zegt nooit dat ze zich niet goed voelt of dat het haar teveel wordt.
Ik vraag me af waarom de arrestatie niet anderhalf uur later had gekund. Dan was ik al naar school geweest. Het heeft me ook verbaasd dat toen mijn moeder vast zat er nooit iemand bij ons thuis is geweest om te vragen hoe het met ons ging. Ze wisten dat er minderjarige kinderen in het spel waren. Natuurlijk is er nog een andere ouder, maar die heeft ook heel veel aan zijn hoofd. Meer zorg uit die hoek had ik wel gewaardeerd.
En ik denk dat het contact met de ouder die vastzit beter kan. Ik snap dat je een gevangenis niet op kinderen kan inrichten, maar misschien kan het iets vriendelijker. Je moet je spullen afgeven, gaat door een scan heen, wordt gefouilleerd. Dat is allemaal behoorlijk bedreigend.
Ik werk keihard, deed twee studies, zat in commissies, had een bijbaantje en wilde ook nog m’n vrienden zien. Ik denk dat dat ook was om niet na te hoeven denken. En om mijn ouders te bewijzen dat het goed met me gaat: ik red me wel.
Ik heb me ook echt wel slecht gevoeld. Leeg. Maar ik heb geleerd dat ik niet te streng voor mezelf moet zijn. Het is logisch dat er ook minder goede dagen zijn en het is okay om je een dag minder te voelen. Dat zijn momenten waarop je kan reflecteren op je leven.
In onze cultuur moet je je altijd maar groot houden, maar wegstoppen is iets anders dan verwerken. Dat heb ik wel geleerd. Dat wil ik mijn kinderen later zeker meegeven: praat. Spreek dingen uit. Dat helpt.’
Interview: Marijke Verduijn
* An wilde liever niet dat haar echte naam werd gebruikt.
Wil je meer weten over, of ben je betrokken bij een kind met een gedetineerde ouder? Neem dan contact op met het Expertisecentrum K I N D dat kinderen met een gedetineerde ouder en hun omgeving adviseert. Het expertisecentrum doet ook onderzoek naar de praktijk waar kinderen van gedetineerde ouders mee te maken krijgen en traint en schoolt (in)formele hulpverleners van kinderen met een ouder in detentie.