Vuur

Vuur

‘Ik denk dat wat je individueel wil meegeven sterk bepaald wordt door wie je kind is. Het is al een persoonlijkheid. Daardoor slaan sommige dingen totaal niet aan en komen andere heel diep binnen. Dat geldt ook andersom. Mijn zoon wekte in mij kanten die ik daarvoor nauwelijks ontwikkeld had. Ik had hem wel graag creativiteit willen meegeven en hij geniet zeker van kunst , maar is niet een heel kunstzinnig iemand.

Als ik kinderen in het algemeen iets zou willen meegeven, is het: vuur. Een innerlijke vlam die je moet behoeden tegen uitslaan én tegen uitdoven.

Vuur wordt vaak geassocieerd met ambitie, maar dat vind ik een rotwoord. Ik heb het liever over verlangen. Dat is iets heel anders dan ambitie. Dat verlangen associeer ik met je authentieke, eigen vuurtje. Maar het leven komt op je af, raakt je, verandert je, dwarsboomt je soms en stuurt ontmoetingen op je weg die je ambitie lijken te verstoren.

Als je geluk hebt, kunnen die gebeurtenissen of ontmoetingen raken aan een dieper verlangen onder die ambitie. Kunnen we het vuur van het verlangen en het vuur dat van buiten af op ons toekomt zo samenbrengen dat we ons leven op een nieuwe manier kunnen leven

Ik wilde zelf als kind kleuterjuf worden, en mijn moeder zei natuurlijk: je moet worden wat je wil, maar haar gezicht zei: dan zet je je licht wel onder de korenmaat! Als een kind de verpleging in wil, buigen we dat soms om naar: wil je niet liever geneeskunde studeren? Laat kinderen kennis maken met beroepen die in een kennissamenleving worden ondergesneeuwd. We hebben onderwijzers en verpleegkundigen nodig en we vinden het ook heel belangrijk, zolang onze kinderen maar “hoger” mikken. Een kind krijgt zoveel dubbele signalen. Ik gun kinderen dat ze hun verlangen mogen leren kennen en volgen. En ik hoop dat ouders goed naar het vuur van hun kinderen kijken.

Vuur is warmte. Dat is iets gestaags, iets anders dan tijdelijke momenten van hitte. Warmte vraagt geduld en concentratie. Het duurt oneindig lang vóór de natuur hout, kolen of olie heeft geproduceerd. Vuur veronderstelt een bepaalde mate van vertraging. Daarvoor is zeker in deze tijd moed voor nodig, want alles moet snel. Maar als alles altijd snel moet, kan er geen warmte groeien.

Ik weet nog hoe ik als kind eindeloos met een glaasje de zon probeerde te vangen en een gaatje in een papiertje probeerde te branden. En ook het onderhouden van vuur vraagt geduld. Je moet het verzorgen, in de gaten houden en blijven voeden.

Vuur is licht. Licht is in onze wereld iets heel vanzelfsprekends geworden: één druk op de knop en er is licht. Wij hebben de verwondering dat het iedere dag weer licht wordt verloren. Ik probeer me wel eens voor te stellen hoe het moet zijn geweest toen er nog geen lampen waren en dat dan de zon opkomt. Dat alles weer tot leven wordt gewekt en de dingen weer bestaan. En wat dat kan betekenen voor iemand die slapeloze nachten heeft, angstig is, of zich heel erg eenzaam voelt.

Licht als troost, bemoediging en een reden om weer op te staan en naar buiten te gaan. Wij hebben zelf ook stralingskracht. Zo zeggen we dat ook: iemand straalt van vreugde. Dat vermogen om zelf ook licht te verspreiden, maakt het misschien nog wel bijzonderder.

Vuur is ook: geur. Je ruikt vuur vóór je het ziet of voelt. Er zijn tegenwoordig open haardapps op de televisie. Dat ziet er ongelofelijk levensecht uit: je hoort het hout knappen en een wegspringende vonk sissen. Maar je mist de geur van vuur.

Geur is iets heel wezenlijks. Een geur kan mensen of sferen oproepen die er niet meer zijn. Kun je opeens weer je vader ruiken en hem weer levendig en echt voor de geest halen. Naarmate ik ouder word, kan zich door een geur soms een hele film openen. Alsof geur een soort sleutelbos is, die kamers opent naar herinneringen die je dacht vergeten te zijn.

Geur is iets dierlijks: ieder jong – ook een klein baby’tje – vindt de borst van zijn moeder met zijn ogen dicht. Aan de andere kant leggen in verschillende godsdiensten offers of wierook een verbinding met het hogere. Geur verbindt ons dus met het dierlijke, het menselijke en het goddelijke.  

Ik gun kinderen geuren van waaruit ze waardevolle herinneringen kunnen opbouwen. De mooiste worden gevormd door terugkerende gebeurtenissen: zo rook het feest in de straat. Zo rook het als we pepernoten bakten. Kinderen vinden het heerlijk om tijdenlang hetzelfde te doen: steeds hetzelfde spelletje, met volle overgave. In die herhaling vinden ze geborgenheid.

Vuur is: vieren. We kennen vreugdevuren. Ik zat als kind op de Vrije School. Bij het zomerse Sint Jansfeest hoorde een groot vuur, waarbij we muziek maakten en zongen en dansten. Als het vuur wat minder werd, mochten de middelbareschoolleerlingen uit het eerste jaar over de vlammen springen. Ik herinner me dat onze klas na een lange, lange tocht door het donker bij het vuur aankwam. We waren doodmoe, maar de liederen klonken mooier dan anders, de dans met fakkels greep me aan en ook ik, de bangerik, sprong over het vuur.  

Het is een vreugdevolle ervaring om in een veilige omgeving spannende of gevaarlijke dingen mee te maken, of een gevaarlijk verhaal te horen. ’s Nachts in bed kon ik de slaap niet vatten. Ik had het gedáán!

Vuur is loutering. Vóór het Sint Jansfeest werd bij ons op school een reusachtige heks van karton, hout en lappen langs de klassen gedragen. En iedereen stopte alle mislukte proefwerken, schrijfopdrachten, tekeningen in haar schort. Op het feest werd die heks, waarvan de zakken inmiddels uitpuilden van alles waar we zelf niet tevreden over waren geweest, verbrand. Ons  oude gepruts was definitief de wereld uit en we zouden er niet meer aan worden herinnerd. We konden een nieuw begin maken.

Vuur is spannend en niet per se veilig. De wereld is ook niet alleen maar mooi of veilig. Vuur kan loutering zijn, maar ook tricky business. Je moet leren het zintuig te ontwikkelen om aan te voelen wat nog spannend en leuk is, en waar het tricky business wordt. Want vuur kan jou of anderen ook verzengen.

Vuur heeft ook aandacht nodig bij het doven. Je moet er een tijdje bij blijven om zeker te weten dat het vuur klein genoeg is om gerust te kunnen gaan slapen. Dat betekent goed naar jezelf luisteren: wat betekent het als het vuurtje minder wordt en wat is er nodig om het weer te laten oplaaien? Of moet ik het nu even op de waakvlam zetten?

Ik hoop dat kinderen mogen aanvoelen wanneer ze zich ergens uit willen terugtrekken. Ik ging me voor het begrip vuur interesseren door de uitdrukking burn-out. Ik heb daar wel eens tegenaan gezeten. Soms voel je niet meer – of durf je niet meer te voelen – dat je een grens over gaat waar het vuurtje geen warmte meer geeft of voedt, maar je opbrandt.

Dat kan ook te maken hebben met een omgeving waarin mensen elkaar heel weinig toestaan zich even terug te trekken of iets op een laag pitje te zetten. Ik heb ontdekt dat ik dan heel veel heb aan een paar mensen om me heen, die ik eerlijk durf te vertellen: het wordt me allemaal wat te veel. En die dat respecteren, of aanbieden me te helpen. We zijn tenslotte ook voor elkaar verantwoordelijk dat we niet opbranden. 

Interview: Marijke Verduijn
Foto: Irwan Droog

Désanne van Brederode schreef een boek over de plek van vuur in onze persoonlijke levens en in de maatschappij: Hoe het vuur te redden. Een filosofische zoektocht