Heb de moed tegen de stroom in te gaan

‘Drie jongens hielden een wedstrijd met pijl en boog. De eerste wilde het hoogste bereiken en schoot zijn pijl recht naar boven. Al snel viel kwam de pijl weer naar beneden. Gelukkig was de aarde wel net een klein stukje gedraaid: hij viel vlak naast hem. De tweede jongen zei: je moet op aarde zo ver mogelijk zien te komen en schoot recht vooruit. Maar door de zwaartekracht viel z’n pijl al snel op de grond. De derde jongen schoot schuin omhoog. En die kwam het verste.’

Ik krijg de gelijkenis halverwege het interview helemaal gratis en voor niets. Karel Eykman heeft hem vanmorgen zelf bedacht. Zo gaat dat als je al een heel leven lang Bijbelverhalen voor jongeren vertaalt naar de tijd van nu.

Waarom ben je ooit verhalen voor jongeren gaan schrijven?
Dat is toevallig zo gekomen. Ik wilde natuurlijk eigenlijk een beroemde grote mensenschrijver worden. Net als Harry Mulisch, met een pijp en zo. Maar de IKON had in de jaren zestig alleen zendtijd aan het begin van de avond en vroeg mij om de Bijbel voor jongeren te vertalen. In spreektaal en begrijpelijk en spannend voor iedereen die de televisie aanzette. Dat werd onder andere de serie Woord voor Woord, die ik samen met Aart Staartjes deed. Dat heeft voor mij heel goed uitgepakt: ik merkte dat ik dat goed kon.

Daarnaast ging je ook niet-Bijbelse verhalen schrijven.
Dat ligt voor mij helemaal in het verlengde. Ik zat in het schrijversteam van De Stratenmaker op Zeeshow, Jan J. de Bom de Kindervriend en andere jeugdprogramma’s. Maar mijn grote liefde ligt toch bij poëzie voor kinderen. Kinderen, maar ook volwassenen, kunnen vreselijk verliefd zijn maar daar geen woorden voor hebben. Vreselijk alleen en rot zijn, maar daar geen taal voor vinden. Poëzie kan dat gevoel onder dak brengen in woorden. Je gevoel wordt in taal thuis gebracht. Dat klinkt heel hoogdravend, maar is vooral hard nodig.

Wat is het mooiste wat je met een jeugdboek kan bereiken?
Dat er een kind is dat zich herkent. Dat voelt: dat verhaal over een jongen die heel erg verlegen is, maar tenslotte toch een draak overwint, gaat over mij. Ik kan blijkbaar toch moedig zijn. Dat moet je maar durven: jezelf herkennen.

Waarom is dat eng of moeilijk?
Mensen willen zich niet zo graag laten kennen. Peter Handke schrijft in zijn boek Wünschloses Unglück dat hij zijn moeder Anna Karenina van Tolstoi gaf en dat ze zei: ach mallerd, dat ben ik helemaal niet. Het is best lastig jezelf te herkennen in een boek over iemand die het niet zo makkelijk heeft.

Heb je een favoriet soort hoofdfiguur?
Het zijn niet de populaire jongens. Het zijn een beetje onhandige, verlegen jongens die het via een omweg toch winnen van de grote bekken die veel succes hebben bij de meiden. Ik vrees dat ik zelf ook zo ben. Ik was een stille, verlegen jongen tot er een verhaal van mij in de schoolkrant kwam – en later ook een gedicht. Nou ja, en sinds die tijd … ‘ (lacht)

Is het belangrijk te winnen van de grote bekken?
‘Ik stop dat er niet bewust in, maar als ik het terug lees, zit het er steeds weer in. Het gaat vooral ook vaak over meisjes die ergens over in zitten en dan toch tevoorschijn durven te komen. Er is niet zoveel verschil tussen jongens en meisjes, maar als er iets rots gebeurt, zegt een jongen vaak: maak mij niks uit. Maar een meisje durft echt kwaad te zijn. Daarom vind ik het leuk om over meisjes te schrijven.

Wat is goede jeugdliteratuur?
Een tekst waar een kind iets aan heeft. Dat hoeft geen Grote Boodschap te zijn, maar iets wat een kind kan herkennen. Ik vind het belangrijk dat een boek emoties durft te beschrijven. Het is best moeilijk om emoties te voelen en te uiten. Boeken die dat durven aangaan, zoals de boeken van Joke van Leeuwen of Ted van Lieshout: dat vind ik goede jeugdliteratuur.
Als je schrijft, doe je dat omdat je iets te zeggen hebt. Dat hoeft niet expliciet. De boodschap moet in het verhaal zitten. Aart Staartjes noemde dat de “sluipwespenmethode”.

Heb jij een kernboodschap?
Ze zeggen dat ik altijd partij kies voor kinderen die onaangepast zijn. Die de moed hebben om tegen de stroom in te gaan. Ik schrijf om kinderen de smaak voor verzet te laten behouden. Niet met grote daden, maar stiekem, via een omweg. Er wordt van kinderen veel conformisme geëist. Het is niet zo makkelijk om bewust buiten de groep te vallen. Het is moeilijk als 8e-groeper door het leven te gaan zonder dat je Justin Bieber leuk vindt. Voor die kinderen schrijf ik. Die hebben een steuntje in de rug nodig.

Dit jaar komen je spiegelverhalen bij de Bergrede uit. Waarom ‘doe’ jij nog steeds Bijbelboeken?
Ik vind het moeilijk om een rotsvast Godsgeloof te hebben of om God te ervaren. Ik ben vijftig jaar geleden de kerk uitgestapt, maar de Bijbel pakken ze me niet af. Die blijf ik trouw. Dat heb ik ook te danken aan Karel Deurloo en een paar andere goeie theologen.

Als ik iets vind dat me aanspreekt, ga ik het meteen vertalen. Dat doe ik ook met een gedicht van Bob Dylan. En de verhalen uit de Bijbel zijn allemaal verhalen die iets te zeggen hebben. Dus ik doe het graag, maar het is ook hard nodig. Daarom doe ik het maar.

En waarom de Bergrede?
Omdat de Bergrede na het Hooglied het mooiste Bijbelboek is. Ik heb eerder de Tien Geboden vertaald naar nu. Ook mooi. Maar De Bergrede is speelser en daardoor veel indringender. De Bergrede is een oproep: vooruit! Kom op! Laten we eens proberen om het zó te doen. De derde jongen uit de gelijkenis die ik je vertelde. Niet: doe maar gewoon dan doen je al gek genoeg. Nee, doe méér dan het gewone. Dat is de wezenlijke boodschap van de Bergrede. Niet als dwingende norm, maar als oproep en vanuit visie. Juist die visie waar Rutte zo’n hekel aan heeft.

Ik geloof dat dat in deze tijd heel erg nodig is. Deze tijd gaat uit van het haalbare, het redelijke, van wat normaal is. Want utopieën en idealen zijn onhaalbaar en dat heeft door de eeuwen heen mensen geërgerd.
Maar de Bergrede is niet: zo moet het en niet anders. Iedere utopie heeft iets gevaarlijks als het de nieuwe norm wordt. Het gaat er dus niet om of je het ideaal bereikt, maar of je er naar wil streven. Want als ’normaal’ de norm wordt, wordt het wel heel erg saai. Dus ik heb 30 spiegelverhalen geschreven bij de Bergrede. Want ik denk dat dat we een dosis utopie en idealisme nodig hebben. Anders is het de dood in de pot. Dat wilde ik even kwijt, mevrouw.

Interview: Marijke Verduijn

Karel Eykman werkte als jeugdpredikant in Rotterdam en Amsterdam. Vanaf 1966 verwierf hij landelijke bekendheid met zijn Bijbelverhalen op televisie. Als lid van het Schrijverscollectief werkte hij mee aan tv-programma’s als De Stratemakeropzeeshow, De film van Ome Willem, Het Klokhuis en Sesamstraat. Van 1977 tot 1987 was hij redacteur van de Blauw Geruite Kiel, de jeugdbijlage van Vrij Nederland. Ook schreef hij een nog steeds beroemde kinderbijbel: Woord voor Woord.