Blijf altijd zelf nadenken

Het zijn mooie tijden voor Rindert Kromhout. Deze week verscheen het tweede deel van zijn serie over Klaus Mann: En ik was zijn held. En in Duitsland werd zijn boek April is de wreedste maand (vertaald als Anders als wir) Boek van de maand november.

Wat vind Rindert Kromhout belangrijk om kinderen mee te geven?
‘Leesplezier. Ik hoop vooral dat ze van mijn boeken genieten. Als mijn boeken er toe bijdragen dat ze lezers worden, vind ik dat geweldig. En als ze er dingen uit oppikken die ik ook belangrijk vind, dan vind ik dat ook fijn. Maar dat is niet een doel.

Was jij zelf als kind een lezer ?
Ja, ik kreeg veel boeken, met Sinterklaas bijvoorbeeld. En de bladenman, die met de Margriet en de Donald Duck langskwam, had een keer per maand een boek uit de Arbeiderspers jeugdserie bij zich. Daar zat een keer Spaghetti van Menetti bij. Dat is mijn levenslange lievelingsboek geworden. Maar ik las ook De KameleonPietje Bell en Sjors en Sjimmie.

Ik was 12 toen ik naar een kindertehuis ging. Mijn broers en zusjes bleven wel thuis wonen. Ik was kennelijk niet leuk genoeg

Welke boeken hebben jou gevormd?
Niet zozeer een speciaal boek. Door alle boeken bij elkaar ben ik van verhalen en lezen gaan houden. Hoewel: ik heb wel een tijd in Italië gewoond en hou heel veel van – vooral Italiaans – koken. Dat is misschien toch wel de invloed van Spaghetti van Menetti.

Waarom ging je zelf schrijven?
Ik was een jaar of twaalf, toen ik al een eigen tijdschrift maakte en een eigen dierenencyclopedie. Ik weet niet waarom ik dat deed. Maar ik weet wel dat toen ik het deed, ik meteen wist: dit is wat ik wil. Hier voel ik me in thuis. Dit is leuk om te doen. En toen heb ik van alles uitgeprobeerd: een roman, poëzie. Maar ik ontdekte al vrij snel dat ik het een heel prettige vorm vind om vanuit een kind schrijven.

Jij hebt een deel van je jeugd doorgebracht in een kinderhuis?
Daar wil ik niet zo heel veel over vertellen. Dat onderwerp heb ik afgesloten. En ook opgeschreven in twee boeken: En Peter was de vlieg en Het Konijnenplan.
Ik ben weggedaan. Dat voel je zo als kind. En er is mij nooit precies verteld waarom. Ik was 12 toen ik naar een kindertehuis ging. Maar daarvóór was ik ook al heel vaak uit huis. Ik had drie broers en zusjes. Die bleven wel thuis wonen. Ik was de enige die werd “weggedaan”. Laten we maar zeggen: het was geen ideale combinatie: het gezin en ik. Maar als kind ben je daar helemaal niet mee bezig. Denk je niet: dit klopt niet. Je hebt geen vergelijkingsmateriaal.

Maar je voelt natuurlijk wel iets …
Het gevoel is: ik ben niet leuk genoeg. En wat ik eraan overgehouden heb, is dat ik altijd partij voor het kind kies in wat ik schrijf.
En ook – omdat ik me, terecht of niet, heel erg door volwassenen in de steek voelde gelaten – het gevoel: ik doe het zelf wel. En die drang heeft me enorm geholpen. Als je schrijver wil worden, moet je wel volhouden. Het heeft jaren en jaren geduurd voor ik eindelijk iets gepubliceerd kreeg. Maar ik dacht: ik hou vol.

Die enorme vrijheid om te denken wat je wil en te leven zoals je wil: die wens ik kinderen toe

Beschrijf je daarom in je jeugdromans vrij heftige en hechte gezinnen?
Dat geloof ik niet. Toen ik op mijn 16e mijn eerste kinderboek had geschreven, stuurde ik het op naar uitgeverij Lemniscaat. De directeur nodigde me uit om eens te komen praten. Ze zei: als jij schrijver wil worden, dan moet je dit en dit eens gaan lezen. En naar musea gaan: kunst kijken. Dat heb ik gedaan en dat is zo verrijkend voor me geweest. Daar heb ik zo ontzettend van genoten en zoveel van geleerd. Er ging een wereld voor me open.

Dus toen ik toevallig op de familie van Virginia Woolf stuitte en op haar neefjes, die opgroeiden in een wereld van beeld en verbeelding, voelde ik herkenning: daar had ik immers zelf zoveel aan gehad. Daarom wilde ik daarover schrijven. Als eerbetoon aan een manier van leven, die ik ieder kind zou toewensen.

Wat daarin zou je ieder kind toewensen?
Dat ze opgroeien in een wereld van beeld en verbeelding. Wat ik ook interessant vind, is de relatie tussen de kinderen en ouders. De dochter van Vanessa Bell, die het liefst “gewoon” wil zijn. Haar broer, die het heerlijk vindt om in die bijzondere wereld op te groeien.

Ik ben niet met de bijbel opgegroeid en dat vind ik nog steeds jammer. 

En bij de boeken over Klaus Mann gaat het nog een stapje verder: hij leeft in de schaduw van zijn beroemde vader en zal altijd met hem vergeleken worden. Dat vond ik een intrigerend onderwerp. Dat zijn leven zich afspeelt in de kringen van schrijvers, dat vond ik alleen maar leuk. En dat het zich afspeelt in kringen van schrijvers die ik zeer bewonder, dat kwam er ook nog bij.

Maar ik wens kinderen ook iets van hun non-conformisme toe: de enorme vrijheid om te denken wat je wil en te leven zoals je wil. Dat is wat ik kinderen altijd uitleg: ga je eigen weg. Blijf altijd zelf nadenken. Loop niet achter schreeuwers aan. Dat is een levensles die we niet genoeg kunnen herhalen. De kinderen van de Bloomsburygroep kregen dat van huis uit mee. 

Ik  geloof echt dat als je elkaars verhalen, muziek of gerechten leert kennen, je veel minder snel met kwaaie koppen tegenover elkaar staat 

Annie M.G. Schmidtlezing
Vorig jaar heb ik de Annie M.G. Schmidtlezing gehouden: de jaarlijkse lezing van een kinderboekenschrijver in het Literatuurmuseum. Mijn lezing heet De rattenvanger van Weesp en gaat over het belang van kunst en cultuur in het multiculturele Nederland van nu. Allereerst wens ik kinderen toe dat ze veel mooie dingen kunnen zien en daarvan kunnen genieten. Ik wil graag dat ze van kunst en cultuur gaan houden en als ik met mijn boeken kan bereiken dat ze van lezen gaan houden, dan is dat mooi.

Maar het gaat om méér dan schoonheid en genot. Kunst en cultuur vergroten je wereld. Ze leren je zien dat de wereld groter is dan jouw eigen kleine wereldje. Dat er hele andere opvattingen zijn. Ik  geloof echt dat als je elkaars verhalen, muziek of gerechten leert kennen, je veel minder snel met kwaaie koppen tegenover elkaar zult staan. Dat je de ander echt kan leren kennen en beter begrijpt. Hem minder snel veroordeelt en snapt waarom hij is wie hij is en doet wat hij doet.

Ik ben tegen christelijk of islamitisch onderwijs: geloven doe je maar thuis of in de kerk of moskee. 

Daarom moet het onderwijs veel meer aandacht besteden aan kunst en cultuur. En dat is ook: van elkaars maaltijd proeven en je verdiepen in elkaars religie. En dan bedoel ik: in de verhalen van religies. Ik ben tegen christelijk of islamitisch onderwijs: geloven doe je maar thuis of in de kerk of moskee. Maar je moet elkaars verhalen wel leren kennen. Ik ben niet met de bijbel opgegroeid en dat vind ik nog steeds jammer. Ik mis echt dingen als ik naar een schilderij kijk of een muziekstuk luister.

Ik heb, gekoppeld aan die lezing, ook een petitie opgesteld dat kunst en cultuur beter verankerd moeten worden in het onderwijs. Dat was mijn poging om een bijdrage te leveren. Ik heb hem aangeboden aan de Tweede Kamer. Hoe het afloopt, weet ik niet: ze zijn nu bezig met de nieuwe cultuurnota.

Interview: Marijke Verduijn
Foto: Chris van Houts  

Rindert Kromhout schreef meer dan honderd boeken: kinderboeken, boeken voor jongvolwassenen en prentenboeken. Hieronder series over Meester MaxBill en Will, Kleine Ezel en de verschrikkelijke tweeling Ellie en Nellie. 
In 2010 verscheen Soldaten huilen niet, waarvoor hij de Thea Beckmanprijs kreeg. Dit eerste deel over de Bloomsbury-groep rond Vanessa Bell en haar zus Virginia Woolf werd later gevolgd door April is de wreedste maand en Vertel me wie wij waren.
In 2016 verscheen Een Mann: het eerste deel in een serie over Klaus Mann. Deze week kwam het vervolg uit: En ik was zijn held.