//= get_template_directory_uri() . '/vendors/fontawesome/fontawesome/fa-regular-400.woff2' ?> //= get_template_directory_uri() . '/vendors/fontawesome/fontawesome/fa-solid-900.woff2' ?> //= get_template_directory_uri() . '/vendors/fontawesome/fontawesome/fa-light-300.woff2' ?>
Enne Koens schrijft toneelstukken, liedjes en boeken voor alle leeftijden, maar meestal voor kinderen. Als kind werd zij heel erg gepest. ‘Ik herinner me dat als heel intens en heel indrukwekkend. Dus ik wilde er ooit een boek over schrijven. Ik heb expres niet over mezelf geschreven, dan zou het te dicht op mijn huid zitten om er een mooi verhaal van te maken. Dus het is een boek geworden over een jongen die gepest wordt.’
Ik herinner me dat ik iedere dag met tegenzin naar school ging. Ik begreep dat er geen andere optie was, maar het was iedere dag overleven. Eerst werd ik alleen op school gepest, maar op een gegeven moment gebeurde het ook op andere plekken, bijvoorbeeld in mijn straat. En dat is heel erg, want dan denk je: het ligt dus aan mij. Blijkbaar is er iets in mij wat gevoelig ligt en wat ze voelen. Ik heb me als kind heel vaak afgevraagd: waarom word ik nou juist gepest? Daar word je heel erg onzeker van.
Nu denk ik: ik was verlegen, niet zo mondig. Ik kon me niet zo goed verweren. Maar eigenlijk weet ik het nog steeds niet.
Je voedt je kinderen op zoals je zelf bent. Dus je kan ze onmogelijk streetwise opvoeden als je dat zelf niet bent. En ik had niet anders opgevoed willen worden dan ik ben, maar er wel graag meer met mijn ouders over willen praten.
Ik denk dat dat belangrijk is. Ouders moeten hun kinderen duidelijk maken dat pesten iets is wat alle mensen wel eens doen. Pesten is een realiteit. Zelfs op kantoor. Het hoort bij mens-zijn en we moeten er allemaal mee leren omgaan. De mensen die hun macht uitoefenen en de mensen die die negativiteit ontvangen.
Als pester moet je bij jezelf leren herkennen dat je je negativiteit afreageert op een zwakkere. En iemand die wordt gepest, wordt natuurlijk gekwetst, maar het kan helpen als je doorhebt dat het niet altijd persoonlijk bedoeld is en dat je nog 100.000 kansen in het leven krijgt om er van te leren. Het is heel belangrijk daarover met je kinderen te praten. Dan werk je aan bewustwording en help je je kind niet in een slachtofferrol te gaan zitten.
Leerkrachten kunnen dat ook op school doen. Tegenwoordig zijn er mooie rollenspellen met drie verschillende rollen. Als je die allemaal een keer mag spelen, ervaar je dat pesten niet zo persoonsgebonden is als je denkt. Dat alle mensen wel eens gemene dingen zeggen en wel eens pesten en dat het echt een onderdeel is van het mens-zijn.
Hij is bang dat ze naar school gaan en dat het dan erger wordt. Maar misschien belangrijker nog: juist gevoelige kinderen, die meer naar binnen gericht zijn, zijn ook bang om hun ouders verdriet te doen.
Nee. Mijn ouders lagen net in scheiding, dus het was heel duidelijk dat het niet goed uitkwam.
Ik heb dit boek aan mijn kinderen voorgelezen en hen verteld wat ik zelf heb meegemaakt. En ik heb hen verteld dat de wereld zo is: dat mensen soms onaardige dingen zeggen en gemeen zijn. Maar ik heb hen ook gezegd dat ik wel graag wil dat ze het aan me vertellen, zodat ik ze kan knuffelen en met hen kan bespreken wat we er aan gaan doen.
Hoe meer strategieën je tot je beschikking hebt, hoe weerbaarder je bent. Dat wil ik wel aan mijn kinderen meegeven. Ik had zelf te weinig strategieën tot mijn beschikking.
Ik trok me terug en probeerde de pesters te ontlopen. Dat was, net als bij Vincent, mijn enige strategie.
Naar de docent gaan en kijken wat die kan doen. Naar je ouders gaan. De pesters zelf aanspreken.
Ik realiseer me dat je voor al die dingen wel stevig in je schoenen moet staan. Als het al te ver is gegaan, als je echt helemaal in de rol zit van degene op wie iedereen zich mag uitleven, werkt dat niet meer. Dan moet je professionele hulp inschakelen of van school wisselen.
Ik had dat zelf heel graag gewild. Ik heb wel een aantal keren de kindertelefoon gebeld en dat was wel goed, maar therapie was toen veel minder aan de orde.
Dat Vincent zich door zijn therapeute niet begrepen voelt, had ik verhaaltechnisch nodig. Ik denk dat een goede therapie zeker kan helpen. Mijn eigen kinderen hebben ook wel eens een gesprek gevoerd en dat heeft hen zeker geholpen.
Luisteren. Ze waren niet zo emotioneel betrokken als mijn ouders. Dus ze konden beter luisteren en vragen stellen: kan je niet dit doen? Of dat? Zou het niet toch je ouders vertellen? Daardoor heb ik het uiteindelijk wel aan mijn moeder verteld.
Als schrijver had ik ze nodig omdat Vincent anders te eenzaam werd en er te weinig dialoog in het verhaal zat. Maar ook om Vincent een dialoog aan te laten gaan met zichzelf. Het veulen vertelt steeds moppen, het ezeltje is heel bang, de worm gaat het liefst het huis niet meer uit en de eekhoorn smeedt juist steeds plannen om het pesten te lijf te gaan. Dat zijn allemaal dingen die ook in Vincents hoofd spelen.
In mijn klas kwam niet iemand voor me op, maar die kinderen bestaan zeker. Ik heb het karakter van het meisje dat voor Vincent opkomt gebaseerd op een vriendinnetje van mijn zoon, die opkwam voor kinderen die gepest worden.
Er waren wel kinderen die zich afzijdig hielden. Die misschien niet voor me op durfden komen, maar wel uitstraalden: ik doe hier niet aan mee. Dat was heel belangrijk.
Voor Vincent betekent de vriendschap dat hij voor het eerst durft te vertellen dat hij wordt gepest. Erover praten is een belangrijk kantelpunt. Dan gaan meer mensen meedenken en gaat er toch iets gebeuren.
Voor mij is de vriendschap die Vincent sluit belangrijk omdat ik een hoopvol boek wilde schrijven dat je rustig kunt voorlezen aan een kind dat er middenin zit. Het boek is een goed begin om het gesprek aan te gaan, zowel met een kind dat gepest wordt als met een kind dat pest. Ik heb ook teruggehoord dat het zo werkt.
Een diepe eenzaamheid. En onzekerheid: ligt het aan mij? Waar ik zelf in mijn latere leven het meest mee heb geworsteld, is dat ik heel voorzichtig ben geweest in het leggen van contact. Ik keek lang de kat uit de boom en het duurde heel lang voor ik iemand durfde te vertrouwen. Daar ontwikkel je je wel in, maar het gaat nooit echt helemaal weg.
Dat is onvoorstelbaar belangrijk geweest. Het duurt misschien twee seconden, maar het is – ook al is het twintig of dertig jaar later – heel belangrijk.
Ik was gaan denken: misschien zit het alleen maar in mijn hoofd en maak ik het veel erger dan het is. Maar toen zij haar excuses aanbood, wist ik: nee, het is echt gebeurd. Zij weet het ook nog. En ze zegt sorry. Dus nu mag ik het als volwassene loslaten.’
Interview: Marijke Verduijn
Foto: R.Brocken