tehuis

‘We zeggen: je hoort bij ons. Maar je weet het niet’ 

‘We zeggen: je hoort bij ons. Maar je weet het niet’ 

‘We hebben hem gezegd: je hoort bij ons en we laten je nooit meer los. Maar je weet het niet. Misschien vertrekt hij op z’n 18e wel en wil hij geen contact meer’

‘Ze begint erop te vertrouwen dat we haar niet loslaten’

‘Ze begint erop te vertrouwen dat we haar niet loslaten’

‘Ze begint erop te vertrouwen dat we haar niet loslaten. Dat is een besef dat ieder kind nodig heeft, al is het maar voor een paar weken per jaar.’

‘Bijzonder en ingewikkeld’

‘Bijzonder en ingewikkeld’

‘En toen kwam vrij halsoverkop het eerste kind: een jongetje van zeven. Een enorm druk, wild mannetje vol angst en agressie. Dus we moesten echt vol aan de bak’

‘Drie weken logeren en dan weer naar huis’

‘Drie weken logeren en dan weer naar huis’

Toen wisten we dat we niet nog eens intensief met een vakantiekind wilden optrekken om het daarna weer los te moeten laten. We wilden liever een band opbouwen’