‘Er was geen toekomst meer’

‘Er was geen toekomst meer’

‘Ik was 8 jaar oud toen de oorlog begon in Syrië. Het was veilig en ik kon gewoon als een kind spelen met mijn broertje die 1 jaar jonger dan mij is, en met neefjes en nichtjes die in de eerste verdieping woonden, wij waren in de tweede verdieping.
We speelden samen op het dak die hoge, veilige muren had. En in de avond kwamen onze ouders mee om thee te drinken onder de zwarte hemel, vol met stralende sterren…

Op vrijdag begon het weekend in Syrië, op die dag gingen we altijd naar de Dertigstraat, waarin al onze familieleden woonden. Alle ouders dronken samen koffie bij mijn tante, ongeveer 20 mensen die in een woonkamer zitten, iedereen met een kopje koffie in het hand, en een mooie glimlach op het gezicht.

We hadden een heel sterk verband met elkaar. Mijn vader en ooms gingen vaak samen boodschappen doen, ze namen echt veel van een product, 30 kilo suiker bijvoorbeeld, die onderling verdeeld werd tussen de gezinnen. Hierdoor ontdek je een groot verlies door de oorlog die uit het hand liep: de familie gezelschap. Doordat we niet meer op 1 straat wonen, maar op verschillende landen.

In 2010 – vlak voor de oorlog – zat ik in groep 4, op een school in het wijk Alhijdaria. De schooldag begon altijd met een liedje over het liefde van het land, die al de leerlingen uit het hoofd moesten kennen en mee zingen vóór het naar de klas gaan.
In het eind van het schooljaar hoorden we dat er niet gewone dingen gebeuren in Syrië, dat een groep mensen tegen de regering gaan en dat de regering heel streng ermee bemoeit. Maat omdat ik een kind was, kon ik nog het begrip “oorlog” niet herkennen.

Op een dag stond de directeur tegenover de leerlingen van de hele school in de zaal, met een microfoon in zijn hand, en zei dat we over twee dagen op straat zullen staan en marcheren om Hezb Albaath te steunen. Ik begreep niet wat dat betekende en toen heb ik dat aan mijn vader verteld. En hij zei: “jij gaat niet mee, na school kom je gelijk naar huis”, en dat is wat ik deed.

Nadat het schooljaar voorbij was, bleven we altijd thuis omdat het niet meer veilig was. Als we op het dak speelden, zagen we een militaire helikopter boven het huis, en renden we gelijk naar ons kamers. Ook als er gebombardeerd werd, stonden wij en de buren op de balkons om te zien welke gebied in brand was, totdat het gevaarlijker werd in ons wijk. Onze buren vluchtten uit het land, en wij vluchtten naar de Dertigstraat om met oma te wonen.

Ik kon niet meer in groep 5 studeren op mijn eigen school omdat het verwoest was, verovert door de vrije leger en een kantoor gemaakt. Toen ging ik op een andere school studeren, vlak bij mijn oma’s huis. In het volgend jaar, toen ik in groep 6 zat, is dit school ook vernietigd. Mijn vrienden verdwenen, en mijn docenten waren overleden. In die dag mocht ik van mijn moeder niet naar school gaan, alsof ze het voelde, dat ik dood kon zijn als ik daar was.

Toen bouwde ik geen dromen meer voor mijn toekomst, er was geen toekomst meer. Maar wij zijn een gezin die nooit opgeeft. Daarom vluchtten we vaak, naar andere plekken in Aleppo, of steden in Syrië.
Totdat mijn vader de beslissing heeft genomen om Syrië te verlaten. Hij vertelde dat hij naar Turkije gaat voor werk, en dat hij over paar maanden terug komt… Ik, mijn moeder, mijn broertje Rami en zusje Maiselreem woonden met andere familieleden in een dorp in het zuiden van Aleppo.

Mijn vader verdween voor 3 weken, niemand kon contact met hem hebben en we maakten allemaal zorgen. In het vierde week belde hij, en zei “ik ben in Nederland, in het land waar wij onze tweede kans zullen krijgen, en waar wij een toekomst zullen bouwen”. Hij zei dat we hopelijk over maximaal een jaar bij hem zullen zijn door een gezinshereniging.

In dit periode gebeurde er veel. Aleppo zat helemaal onder het gevaar. Scholen en huizen om ons heen werden verwoest en niemand wist of ons beurt over een minuut of een dag komt. We moesten het land uit!
Mijn vader regelde een vriendelijke man die ons heeft gebracht naar de Turkse grens. Daar is er een smokkelaar die ons en 200 andere mensen zal helpen met het oversteken van de Turkse grens. We moesten wachten bij een nicht van ons. Zij en haar gezin woonden in een tent bij de grens.

We moesten veel dingentjes uit de tassen halen en alleen de allerbelangrijkste dingen meenemen, want met zware tassen zou je jezelf niet kunnen redden als er wat gebeurt op de grens. Om 2 uur ’s nachts moesten we vertrekken, we liepen in een loopgraaf in het donker, met ouderen, en babies in de armen van hun moeders die niet mochten huilen, anders worden we allemaal door de Turkse leger opgepakt.

Aan het eind van de loopgraaf liepen we tussen de bomen tot het eindpunt waar wij een straat hebben gezien met huizen en licht. Dat was de andere kant van de grens, dat was Turkije!
We moesten in een hele grote, vieze huis verstoppen. We mochten geen kamer in, alleen op de grond van een grote tuin zitten, het was vol met stenen en afval. Over een uur kwamen auto’s om ons te brengen naar de bushaltes binnen het land, daar mocht iedereen dan zelf weten waar hij/zij naartoe gaat.

Mijn tante’s gezin die al lang in Turkije wonen, wachtten op ons in de bushalte, en hebben ons genomen naar hun huis. Onderweg was ik helemaal verbaasd! Geen vernietigde huizen, geen militaire vliegtuigen en geen bombardementen. Ik kon niet geloven hoe rustig het was, en hoe schoon de weg was, want ik was gewend op de bloedvlekken op straat.

Na paar dagen ging mijn moeder met mijn opa in een andere stad wonen. Mijn broertje die 12 jaar oud was vluchtte met de boot vanuit Turkije naar Nederland, zodat hij met mijn vader blijft. En ik woonde bij mijn tante en haar gezin, samen mijn zusje Maiselreem die 5 jaar oud was.

Foto: Aleppo, ons huis, 2013