//= get_template_directory_uri() . '/vendors/fontawesome/fontawesome/fa-regular-400.woff2' ?> //= get_template_directory_uri() . '/vendors/fontawesome/fontawesome/fa-solid-900.woff2' ?> //= get_template_directory_uri() . '/vendors/fontawesome/fontawesome/fa-light-300.woff2' ?>
Twintig jaar geleden stierf haar achtjarige neefje Teun. Helemaal onverwacht. Ze woonden in hetzelfde dorp – een van haar dochters zat hem in de klas, een andere in zijn voetbalteam. Het gebeurde in de herfstvakantie en op school wisten ze niet hoe ze het de kinderen moesten vertellen. Toen dacht ze: als jullie dat niet kunnen, doe ik het wel.
Nadat ze op de school van haar dochters en neefje over Teun had verteld, merkte ze twee dingen: ze had het fijn gevonden om te doen. En ze dacht dat ze het ook wel goed had gedaan, maar dat wilde ze wel graag zeker weten.
In de jaren daarna volgde ze allerlei (pedagogische) opleidingen, maar in geen ervan was Omgaan met verlies een vast onderdeel. Dat verbaasde haar. Nu werkt Gertie Mooren als rouwtherapeut voor kinderen, jongeren, ouders en anderen die worden geconfronteerd met rouw, verlies en trauma. ‘Het mooiste werk dat er is.’ Maar ook broodnodig, want ze komt nog steeds hardnekkige denkfouten tegen.
‘Dat je kinderen moet beschermen tegen verdriet, bijvoorbeeld. Dat je het er beter maar niet over kunt hebben – dan rakel je het verdriet maar op. Dat het al zo lang geleden is en nu maar eens moet ophouden. Dat rouwen een rechtlijnig proces zou zijn. Dat kinderen maar beter niet mee kunnen naar de uitvaart. Dat je jezelf doelen moet stellen. Dat rouw een soort depressie is, of een ziekte. De hulpverlening zit vol professionals die er niet zouden hoeven zijn als we op een andere manier met rouw leren omgaan.
Ik leg het leven vaak uit als varen in een bootje. Iedereen vaart in z’n eigen bootje en met z’n eigen peddels. Als je in de rouw bent, gebruik je de rechterriem om zo goed mogelijk door te gaan met je leven. Met de linkerriem vaar je naar je gevoelens: het gemis, je boosheid, angst, verdriet. Je moet beide peddels gebruiken, anders kom je niet vooruit.
Als de rechterkant het overneemt, gaan mensen heel hard werken, gewoon weer naar school, teveel of te weinig eten, drinken of aan de drugs. Dat zijn overlevingsmechanismen. En soms kan een herinnering of een geur je bootje zomaar ineens naar links blazen. Vaak wil je je verdriet niet laten zien en peddel je met alle macht terug naar de rechterkant. Dat kost enorm veel energie.
Spanning kan in je lijf gaan zitten en gevoelens kunnen je enorm dwarszitten. Je kan bang zijn opnieuw iemand te verliezen. Boos worden op de verkeerde. Schaamte, schuld of spijt voelen: allemaal heel moeilijke gevoelens die mensen liever niet voelen. Denken dat je de enige bent die zoiets voelt of denkt. Maar iedereen heeft dezelfde boot – met hooguit wat andere koffers aan boord. Die opluchting alleen al: ik ben dus normaal!
En dan komen er vaak ook nog moeilijkheden van buiten op je pad. Mensen die tegen je invaren. Die een straatje omlopen als ze je zien. Je vertellen dat je het niet goed doet. Zeggen: “Het komt wel goed. Kop op.” Grapjes maken om het maar vrolijk te krijgen. Heb je dat er ook nog bij.
Ik stel altijd twee vragen: wat is je verhaal? En wat zou je willen veranderen? Gisteren zei iemand: “Ik wil graag dat iemand met me meekijkt of ik het wel goed doe met de kinderen.”
Ik vraag ook altijd of iemand nog wel eens ergens blij van wordt. Vaak is dat er toch wel. Verdriet en vreugde liggen dicht naast elkaar. Waar mensen blij van worden? Van mensen die er voor hen zijn. Soms werk, hobby’s. De hond. Rituelen. Religie. Alles wat je oplaadt. Soms zeggen mensen dat ze nergens meer blij van worden. Dan gaan we op zoek. Het leven is niet meer een 10, maar we gaan op zoek naar de 2 in plaats van de 1.
Vlak vóór Teun stierf, verloor ik een vriendin. En een paar jaar geleden overleed het kindje van mijn oudste dochter bij de geboorte. In november en december draai ik mijn bootje uit de wind. Dat mag. Een tijdlang wilde ik geen Kerst vieren, maar later dacht ik: ik vind Kerstmis vieren misschien niet fijn, maar het samenzijn met mensen wel. Door het verdriet samen te laten gaan met de fijne momenten, heb ik de regie. Dan mogen de linker- en rechterpeddelaar er beiden zijn.
Het verdriet gaat nooit meer over en dat mag. Het gaat niet alleen om het gemis van een kind, maar ook om de onbezorgdheid die je bent kwijtgeraakt, om de familiesfeer die is veranderd. Als ik verdriet heb, zet ik wel een wekker – ik wil er niet in blijven hangen.
Een paar jaar geleden werd ik uitgenodigd door een basisschool. Een leerlinge was verongelukt ze wisten niet wat ze moesten doen. Ik heb iedereen uitgenodigd: de ouders, leerkrachten en kinderen. Ik vroeg de kinderen: hoe is het voor jullie? Wie heeft het gezien? Wat hebben jullie nog meer meegemaakt? En ik vertelde over Teun en dat ik toen dacht: ik weet nu niet meer hoe het moet. “Hoe is dat voor jullie?”
Een jongetje zei: “Ik denk dat wij kinderen het wel kunnen, maar meester Hans vindt het ook moeilijk.” Meester Hans vond dat hij de kinderen moest beschermen en sterk moest zijn. Maar voor mij is sterk zijn dat iedereen z’n tranen laat zien. En toen hebben we erover gepraat hoe we meester Hans konden helpen. Na een poosje wilden de kinderen ook weer gewoon buiten spelen en hebben we met de volwassenen doorgepraat: hoe is dit voor jullie? En wat kunnen jullie doen?
Ik begrijp best dat het niet makkelijk is. Het is voor een docent ook een kluif om de balans te houden tussen kinderen die er nog wel zijn en het kind dat er niet meer is. En ook om alle verschillen van kinderen te kunnen zien en daarmee om te gaan. Want iedereen peddelt anders.
Tien jaar geleden heb ik jongeren uitgenodigd om over hun verlies te schrijven. Toen bleek dat ze het fijn vonden elkaars verhalen te lezen en iets voor een ander te kunnen betekenen. Een van de jongeren stelde voor er een boek van te maken. Dat werd Ik zet mijn masker af. Het boek bleek ook belangrijk voor hun ouders. Thuis geldt de Wet van wederzijdse bescherming. Een ouder zei: “Thuis praten ze er ook niet over, maar het verhaal lezen van mijn kind geeft wel inzicht.“
Ik zet mijn masker af is uitgegroeid tot een groep vóór, dóór en over jongeren met verlies. Zo geven jongeren met z’n tweeën gastlessen, waarbij ze over hun verlies vertellen – in de hoop dat de jongeren in de klas hun verhaal ook delen. Aan het eind van de les mogen de leerlingen een brief schrijven aan onze jongeren. Dat gaat vaak niet alleen over verlies, maar ook over een moeilijke situatie thuis, een broertje of een zusje met een probleem, een (v)echtscheiding.
Inmiddels is er zoveel vraag naar de gastlessen dat we docenten trainen om dit zelf op hun eigen school op te pakken: ga het maar doen. Jullie kunnen het. Of vorm op school een community van jongeren die op jullie eigen school les kunnen geven. Onze jongeren kunnen eventueel wel leiding geven.’
Interview: Marijke Verduijn
Gertie Mooren begeleidt kinderen, jongeren en volwassenen bij rouw na onder meer een overlijden, echtscheiding, ziekte, angst of een ongeluk. Zij schreef Ik zet mijn masker af. Verhalen van jongeren na het overlijden van iemand die hem/haar lief was. In 2023 verscheen een handreiking voor ouders, leerkrachten, hulpverleners en anderen die met kinderen en jongeren omgaan: Begrijpend leven – levenslessen voor het leven. Bij dit boek zijn ook filmpjes gemaakt met voorbeelden uit de praktijk en een toelichting door professionals.