‘We wisten niet hoe we ons leven weer moesten oppakken’

‘We wisten niet hoe we ons leven weer moesten oppakken’

‘Vlak voor onze dochter werd geboren, werd de moeder van mijn man behoorlijk ziek opgenomen in het ziekenhuis. Maar gelukkig ging het na verloop van tijd weer wat beter en kon ze weer naar huis. Ze verheugde zich erop dat ze zou gaan oppassen. En wij ook. Maar toen onze dochter een half jaar oud was, ging het opeens weer mis. Mijn man was de avond daarvoor nog langs geweest, maar de volgende morgen belde de thuishulp: ‘Je moet komen, het gaat niet goed.’ Wij gingen er halsoverkop naar toe en mijn moeder kwam aangesneld uit het verre Brabant om op onze dochter te passen. We hadden maar heel kort de tijd om afscheid te nemen. Wij waren kersverse ouders en volop bezig met al het nieuwe, maar werden opeens geconfronteerd met de dood. Onze dochter zou haar oma nooit leren kennen en haar oma zou nooit op haar kunnen passen, terwijl ze dat zo graag had gewild. 

Bij mijn moeder was dat anders. Zij had altijd gezegd: ‘Ik ben geen oppasoma. Ik doe alleen de gekke dingen.’ Maar zodra onze dochter geboren was, was ze er. En die eerste tijd was ze er elke week. Mijn moeder was alles. Ze vulde een ruimte, stopte nooit met praten, had allerlei ideeën, was heel creatief. Een levensgenieter. Toen onze dochter één jaar was, kregen we een telefoontje dat mijn moeder halsoverkop met de ambulance vanuit Brabant naar Groningen moest. Daar lag ze ruim een week op de intensive care. Ik was er zoveel mogelijk en ik las haar voor, maar kon – behalve heel kort de eerste keer – geen contact meer krijgen. We waren er allemaal toen ze stierf. 
Het was heel bizar. Ik stond voor de klas en had het hartstikke druk. En ik had er geen moment bij stil gestaan dat dit kon gebeuren. Mijn schoonmoeder had een zwak lichaam en had niet altijd meer zin in dingen. Dat maakte dat we konden denken: het is veel te jong en het is echt niet fijn, maar hopelijk heeft ze nu rust. Bij mijn moeder was dat heel anders: die was ook wel ziek, maar pakte van alles aan en had nog zoveel plannen. 

Ruim een jaar later werden we midden in de nacht gebeld dat Bjorns vader in het ziekenhuis lag. Ook hij was ziek, maar we hadden absoluut niet zien aankomen dat hij zou sterven. Het was heel surrealistisch. En het was vooral overleven. We wisten niet hoe we elke keer ons leven weer moesten oppakken. Je kan eigenlijk niet doorgaan met de dagelijkse gang van zaken. En toch moest dat. Onze zoon was inmiddels geboren. En Bjorn had de dag nadat zijn vader overleed een sollicitatiegesprek voor zijn nieuwe werk. 

Onze vrienden proberen er wel te zijn en ik heb wel veel met mijn vrienden gepraat en gelachen over leuke momenten die ik samen met m’n moeder heb gehad, maar ze weten toch ook niet goed wat het is. En Bjorn zocht z’n vrienden op en hief samen met hen het glas op naar z’n vader. Maar uiteindelijk moet je het toch zelf doen. We hebben vooral veel steun aan elkaar gehad. We probeerden steeds te kijken wat we voor de ander konden doen. En we lieten elkaar ook zijn. 

Het is het leven. Je hebt het niet voor het kiezen wanneer en hoe je gaat. Dat weten we natuurlijk wel. Maar ze hadden er gewoon alle drie nog moeten zijn. Mijn man kan het wat makkelijker loslaten. Ik ben emotioneler. Ik voel het op zoveel momenten. Als iemand praat over z’n moeder. Als ik oma’s met kleinkinderen zie. Als mensen gaan werken en zeggen: ‘Mijn kinderen gaan naar oma.’ Als iemands moeder overlijdt op hoge leeftijd. Voor die persoon natuurlijk heel droevig, maar ik denk dan: je hebt nog zoveel jaar er bij gehad. Als één van de kinderen huilt en je je moeder zou willen bellen: help, wat moet ik nou? We kunnen niet meer samen winkelen. Of samen klussen.

Het zwaarste vind ik dat we niet meer met elkaar kunnen praten. Dat ik haar niet meer kan vertellen wat de kinderen die dag hebben gedaan. Hoe vaak belden we onze ouders vroeger wel niet op? Met kleine, stomme vragen. Soms hoor ik in mijn hoofd wat onze moeders of zijn vader zouden hebben gezegd. En dat ik denk: ik hoor het je zeggen, mam. Maar ik kan niks meer terugzeggen. Het houdt hier op. 

Ik vind het heel jammer dat ze niet heeft geweten dat ik nog een kind zou krijgen. Ze had al wel de naam gehoord, want bij de eerste zwangerschap had ik die haar verteld. Ik zag dat ze hem mooi vond. En ik weet zeker dat we in hem bepaalde kenmerken van haar gaan terugzien. 
Ik vind het ook heel jammer dat mijn kinderen hun oma’s en opa niet leren kennen. Ze brachten zoveel moois in. Bjorns ouders het familiegevoel. Bjorns moeder was heel knus en zorgzaam. Als er iets was, belde ze altijd: hoe is het gegaan? En Bjorns vader had zoveel humor. Bjorn kan dat wel een beetje aan hen doorgeven, maar toch. En mijn moeder was zo spontaan en had kunnen zorgen voor zoveel gekke momenten. 

Toen ik klein was, had ik twee oma’s. Vooral de moeder van mijn vader was een echte oma. Ze woonde vlakbij en bracht ons naar school en was er altijd als we haar nodig hadden. Toen mijn moeder overleed, heb ik haar ingefluisterd: ‘Mam, we gaan Victoria al jouw mooie dingen meegeven.’ Dat proberen we ook. Ik koester de foto’s van mijn moeder en Victoria. En ik heb filmpjes, waarop je haar stem hoort. Die ga ik hen op een dag laten zien.

Onze zoon is nog maar twee, maar onze dochter is nu vier en kent mijn moeder van de foto’s. Mijn moeder heeft een fotoboek gemaakt en ik heb zelf het boek Wie is oma gemaakt, waarin familie en vrienden iets over haar hebben geschreven. Ik wil dat ook nog doen voor de ouders van Bjorn en ik heb mijn vader gevraagd dat voor zichzelf te maken. 
Mijn moeder hield veel van origami. Dus na haar dood vonden we wel 50 gevouwen kraanvogels, want als je er heel veel maakt, brengt dat geluk. Eén van die kraanvogels staat nu op de kamer van mijn dochter. Dan zegt ze: ‘Die heeft oma gemaakt, hè? En die gaan wij later samen ook maken.’ 

Mijn dochter zegt over haar oma’s en opa: ‘Die zijn er niet.’ Dat is mijn standaardantwoord. Niet: ‘Oma is een sterretje.’ Of: ‘Oma is in de hemel.’ Ik houd het maar een beetje in het midden. Als het zo is, is het mooi. Maar ik weet het niet. Ik heb wel eens tegen mijn dochter gezegd dat oma dood is. Maar ik vroeg me af of ik haar dat al wilde meegeven en toen zij verstond ‘Oma is doof’,  heb ik dat maar zo gelaten. 

Soms hoop ik dat ze naast me zit en de macht heeft iets in ons leven te betekenen. Toen mijn oma overleed, zei mijn moeder: als er iets is na de dood, laat dan de lampen maar kapot gaan. Daarna gingen bij mijn moeder en mijn oom de lampen kapot. Laatst draaide ik een liedje uit haar uitvaartdienst en toen spatte er op dat moment een lamp kapot in de gang. Dat vond ik behoorlijk eng. 

De vriendin van mijn moeder heeft haar rol overgenomen. Mijn moeder had haar, denk ik, ingefluisterd: ‘Als ik er niet meer ben, wil jij dan voor hen zorgen?’ Mijn kinderen hebben dus een opa en een oma en daar ben ik heel blij mee. Ze zijn gek op elkaar. Voor mijn kinderen is het heel belangrijk dat zij er zijn en voor mij is het heel fijn. Ze geven advies en soms passen ze op, zodat wij even wat rust hebben.
Maar op een dag gaan mijn kinderen er achter komen dat oma Rieky en opa Frits niet hun biologische opa en oma zijn. Mijn dochter maakt onderscheid tussen ‘oma’ en ‘oma Rieky.’ Als ze ziet dat ik verdrietig ben, zegt ze wel eens: ‘Jij mist oma heel erg, hè? Ik mis oma Rieky.’  

Ik heb er ook van geleerd. Toen mijn moeder op de IC lag, had ik opeens het gevoel: ik moet er naar toe. Maar ik stond voor een klas vol leerlingen. Nu zou ik meteen gaan. Werk is in sommige situaties niet belangrijk. Mijn moeders motto was: leef elke dag en geniet. Dat vind ik heel mooi en dat probeer ik de kinderen ook mee te geven: geniet van het leven. Doe gekke dingen, wees creatief. Wij maken altijd alles zelf thuis: kleren, kapotte dingen. We kijken of we met elkaar dingen kunnen oplossen. Mijn moeder was altijd heel uitgesproken. Dat probeer ik mijn dochter ook te leren: je mag zeggen wat je denkt en je mag zijn wie je bent. 

Gelukkig is mijn vader er nog. Hij voelt zich erg verantwoordelijk voor de kinderen en is vastbesloten om, als ze wat groter zijn, veel met ze te gaan ondernemen. En ik koester de momenten met Rieky en Frits. Zij hebben drie andere kleinkinderen, maar wij horen er helemaal bij.’

Tekst: Marijke Verduijn
Foto: Carliens moeder met haar kleindochter