//= get_template_directory_uri() . '/vendors/fontawesome/fontawesome/fa-regular-400.woff2' ?> //= get_template_directory_uri() . '/vendors/fontawesome/fontawesome/fa-solid-900.woff2' ?> //= get_template_directory_uri() . '/vendors/fontawesome/fontawesome/fa-light-300.woff2' ?>
Robin maakte als kind dingen mee waarover ze thuis niet kon praten. Dankzij een vriendin nam ze op haar 14e haar mentor op school in vertrouwen. Die reageerde superfijn en bleef zelfs contact houden toen ze op wereldreis was. Dat loste zeker niet alles op. Toen Robin na haar studie een baan vond op de leukste plek ter wereld, kon ze toch niet verder. Haar baas gaf haar evengoed een vast contract. ‘Hij zei: “Dan hoef je je daar geen zorgen over maken.” En nu is ze hopelijk op de weg terug, ook dankzij Doerak, een zwarte Labrador. ‘Door Doerak moet ik elke dag opstaan en naar buiten gaan. Ik hoop dat ik door hem ook kan weer kan gaan werken.’
‘Thuis was het niet zo fijn. Er was weinig geld en veel ruzie. Soms aten we hele weken groentesoep, omdat dat lekker goedkoop was. Mijn moeder werkte twee dagen in een winkel en mijn vader werkte voor zichzelf en het was crisis. Dus er was niet zoveel werk en mijn ouders hadden genoeg aan hun eigen problemen. Er was altijd veel spanning en ik reageerde daar heel sterk op. Het consultatiebureau adviseerde om mij bij een driftbui onder de koude douche te zetten. Ze zagen mijn gedrag wel, maar niemand dacht: wat zit daar onder? Dat voelde heel onveilig.
Daarnaast maakte ik in de buitenwereld dingen mee waarover ik thuis niet kon praten. Daardoor raakte ik nog meer in de knoop en was ik vooral bezig met overleven. Ik weet nog dat ik mezelf voor het eerste sneed: ik had ruzie gehad met m’n ouders en ik zat boos en verdrietig aan mijn bureau. Het gebeurde gewoon. Het ontspande me. Nu weet ik dat er dan dopamine vrijkomt, waardoor je stresssysteem tot rust komt. Ik weet nu ook dat ik dat ook op andere manieren kan bereiken. Als ik me nu heel slecht voel, ren ik de trap op en af.
Ik ging mezelf vaker snijden. Dat voelde goed, maar ook heel eenzaam. Mijn ouders, broer en zusjes merkten er niets van. Ik deed armbandjes om en ze waren best wel blind. Alleen een heel goede vriendin wist het en die steunde me heel erg. Soms pushte ze me een beetje: zeg er nu toch iets over. Op een gegeven moment ontkwam ik er niet aan om het aan mijn mentor te vertellen. De klas ging naar het zwembad en ik wilde niet mee, want dan zouden ze het zien.
Mijn mentor reageerde superfijn. Ik was 14 en zij was de eerste volwassene aan wie ik iets vertelde. Ik voelde me door haar echt gezien. Ze veroordeelde me niet, maar steunde me. “Ik snap dat het nu heel ingewikkeld is om te gaan zwemmen, maar hoe gaan we dan verder?”
Ik was zo met overleven bezig dat ik op school eigenlijk niet functioneerde. Als ik op school was, zei ze: “Goed dat je er bent.” En als ik haar in de gang tegenkwam, stak ze haar duim op. Er was een volwassene die mijn leven de moeite waard vond. Die het belangrijk vond of ik wel of niet op school was en of het wel of niet goed met me ging. Die oprecht geïnteresseerd was.
Een tijd lang maakte de mentor elke week tijd om met me te praten. En toen gingen we samen naar de zorgcoördinator van school. Die leerde me een aantal dingen. Emotioneel: dit is de manier waarop jij je emoties reguleert, maar er zijn betere manieren. Maar ook heel praktisch: deze wond moet je laten hechten. Of: koop bij de ETOS hechtstrips, dan wordt het litteken minder lelijk. Dat heeft me heel erg geholpen. Blijkbaar was ik niet de enige. Later hoorde ik dat op de middelbare school een op de vijftien leerlingen zichzelf snijdt.
De mentor en de zorgcoördinator verwezen me door naar een schoolmaatschappelijk werkster buiten school, die me al snel weer doorverwees naar een psycholoog. Voor mijn gevoel deed ze me weer weg, dus ik dacht: dat ga ik niet doen. Ook omdat ik het heel eng vond, hoor. Dus ik ging niet en dat viel niemand op.
In het begin heb ik een tijdje gelogen, maar op een gegeven moment heb ik het de mentor en de zorgcoördinator wel verteld. Zij zeiden: we kunnen je niet dwingen. Rond die tijd ging mijn mentor een jaar op wereldreis. Dat vond ik heel moeilijk, maar ze hield contact. Als ze ergens internet had, stuurde me ze een e-mail met wat ze meemaakte en vroeg ze hoe het met me ging.
In die tijd heb ik een tijdlang bij die vriendin gewoond. Ze had eerder een vriendin gehad met een eetstoornis en dat pas later aan haar ouders verteld. Toen had haar moeder gezegd: “Als je ooit weer een vriendin krijgt met problemen vind ik dat prima, maar dan wil ik het wel weten.” Ik heb het daar heel goed gehad. Ik noem ze altijd mijn steunouders.
Die moeder en die vriendin wisten alleen niet wat er buiten nog meer speelde en door dat geheim was ik toch ook heel eenzaam.
Ook al kon ik op school niet goed functioneren, ik haalde toch mijn diploma. Ik wilde studeren: met een nieuwe start zou alles beter worden. Maar mijn studie vroeg meer van me dan de middelbare school en ik had helemaal geen ruimte in mijn hoofd. Ik heb het een half jaar volgehouden. Er was ook daar een hele fijne mentor, die me maximaal de ruimte gaf, maar ik voelde dat ik hulp moest gaan zoeken.
Tijdens mijn therapie ging het beter, maar ik wist wel: er is nog een heel gat dat ik niet ben aangegaan. Ik besloot eerst mijn studie af te maken en daarna iets aan dat andere te doen.
Twee weken voor de lockdown verhuisde ik van een studentenhuis naar een eigen appartement en ik studeerde af tijdens corona. Dat was heel moeilijk, omdat het die oude gevoelens triggerde van eenzaamheid en van op mezelf zijn teruggeworpen.
Tegenwoordig kan ik bij ExpEx mijn eigen ervaringen inzetten om de jeugdhulp te verbeteren. Ik geef voorlichting, spreek op congressen en mag nu gaan meedenken aan de experttafels in Haaglanden.
Ik hoop dat ik eraan kan bijdragen dat jongeren die zichzelf beschadigen en suïcidale gedachten hebben veel beter worden geholpen. In tien jaar is er nooit iemand geweest die uit zichzelf zag dat het niet goed met me ging en een hand uitstak. Ik kan nu verwoorden wat ik zelf anders had gewild. Daardoor kan ik jongeren helpen die dat nog niet onder woorden kunnen brengen.
Ik vind het ook belangrijk dat de jeugdzorg niet stopt als je 18 of 23 bent. En dat scholen beter samenwerken met Jeugdhulp; nu kun je in een jeugdorganisatie geen onderwijs op je eigen niveau boeken.
Het gaat nu redelijk met me. Ik vond een baan op de leukste plek ter wereld. Een warm bad, met een superlieve baas. Maar toen ik er een half jaar werkte, werd duidelijk dat ik echt een vervolgbehandeling nodig had. Mijn baas gaf me toch een vast contract. Hij zei: “Dan hoef je je daar geen zorgen over maken. Ik wil je heel graag weer terug.”
Ik ben nu twee jaar ziek. Ik heb PTSS. Ik heb een heel fijne traumapsycholoog en ben nog niet waar ik wil, maar ik ga wel vooruit. En het prachtige nieuws is: ik heb sinds een paar weken een hulphond. Ik ben nog aan het uitzoeken wat er kan en niet kan en het is ook best vermoeiend, maar vooral heel fijn.
Doerak is in alle situaties heel erg gefocust op mij. Hij maakt me wakker als ik nachtmerries heb, gestrest raak of herbelevingen krijg. Dan springt hij op me en likt hij me.
Vroeger durfde ik niet goed de straat op, omdat ik soms in paniek raakte en dan werd meegenomen door een ambulance. Met Doerak durf ik gewoon een rondje te maken, want ik weet: het kan eigenlijk niet meer mis gaan. Hij heeft al door dat ik gestrest raak vóór ik het zelf door heb. Dan springt hij op schoot, of gaat m’n gezicht likken.
Door Doerak moet ik elke dag opstaan en naar buiten gaan. Ik neem hem mee naar de dagbesteding of naar een winkel. Ik hoop dat ik door hem ook kan weer kan gaan werken.
De financiering van Doerak is helaas nog niet rond. De gemeente wilde hem in eerste instantie niet financieren. Ik begrijp dat niet. Ik ben vorig jaar behoorlijk vaak met een ambulance afgevoerd en zo’n ritje kost € 800, dus uiteindelijk is Doerak veel goedkoper. En het maakt voor mij zóveel uit. Na de afwijzing door de gemeente was er een hoorzitting. Binnenkort hoor ik meer, maar in de tussentijd ben ik een crowdfunding gestart.
Toen ik de helft van het geld bij elkaar had, kreeg ik bericht van de organisatie dat er al een hond beschikbaar was. Als ik kon garanderen dat de rest va het geld er kwam, zouden ze hem komen brengen. Ik hoop dus heel erg dat de gemeente de andere helft vergoedt. En in de tussentijd loopt de crowdfunding gewoon door.
De relatie met mijn ouders is nu veel beter. Ze doen echt hun best. Ze houden van me en willen het beste voor me, maar ze kregen niet altijd de goede adviezen. Soms komen ze bij me eten en dan koken zij. Of m’n moeder doet de afwas of de was, omdat ze weet dat ik dat zelf niet zo goed bijhoud.
Het gezin van mijn vriendin is nu officieel een crisispleeggezin. Soms is dat confronterend: er slaapt nu een ander kind in mijn bed. Maar ik vind het vooral heel mooi dat ik daar nog onderdeel van mag zijn.
Ik weet hoe het is om niet thuis te wonen. Ik ben heel blij voor die kinderen dat ze in dit gezin terechtkomen. Ik gun het ze dat ze het daar net zo fijn hebben als ik.’
Interview: Marijke Verduijn