//= get_template_directory_uri() . '/vendors/fontawesome/fontawesome/fa-regular-400.woff2' ?> //= get_template_directory_uri() . '/vendors/fontawesome/fontawesome/fa-solid-900.woff2' ?> //= get_template_directory_uri() . '/vendors/fontawesome/fontawesome/fa-light-300.woff2' ?>
We rijden naar huis. Mama zingt. Mijn zusje slaapt al bijna. Dat doet ze altijd als we in de auto zitten. Thuis pak ik snel een voetbaltas voor mijn toernooi. Mamma, mijn broer en mijn zusje gaan naar het afzwemmen van een neefje en ik word op het voetbalveld afgezet. Ik wil mijn zusje een kusje geven, maar ze slaapt net. ‘Laat haar maar slapen,’ zegt mamma. Het toernooi gaat goed. Ik scoor zelfs drie keer. Mijn dag kan niet meer stuk.
Dan komt de teamleidster naar me toe: ik moet me omkleden en met haar mee. Ze zegt dat mijn zusje in het ziekenhuis ligt. Vast niets ernstigs, denk ik nog. Mamma had al gezegd dat ze een krentenbaard kreeg. Als ik de kamer inloop, zie ik veel familieleden. Oma komt naar me toe. ‘Je zusje ligt in het ziekenhuis. Ze is bij het afzwemmen van je neefje in het zwembad terechtgekomen en heeft veel water binnengekregen. Mamma is in het ziekenhuis.’ Ik moet huilen. Mijn zusje. Waarom mijn zusje?
Ik ga naar het ziekenhuis. De rit duurt oneindig. Bang en verdrietig loop ik naar binnen. Dan zie ik mamma. Ze zit in een wachtkamer en huilt. Iedereen huilt. Ook pappa. Mamma zegt dat we naar mijn zusje mogen. Eindelijk, denk ik. Ik stel me voor dat ik even ‘hoi’ zeg en dat ze dan weer wakker wordt.
We lopen over de IC-kinderafdeling. Overal zie ik baby’s. Maar mijn zusje is geen baby meer. Baby’s kunnen niet lopen, mijn speelgoed verstoppen of de tv op een andere zender zetten. Mijn zusje is al 2 en we hebben veel plezier samen. We zijn vriendinnen.
We lopen een kamertje binnen. ‘Maar dit is mijn zusje niet’, zeg ik. Mijn zusje lachte. Mijn zusje keek boos. Mijn zusje bewoog tenminste. Ze moeten een vergissing hebben gemaakt. Maar als ik goed kijk, zie ik tussen alle buisjes, draadjes en apparaten toch mijn zusje liggen.
Ik loop weer naar de wachtkamer. Daar zitten veel huilende mensen. Zodra ik binnenkom, huilen ze nog harder. Ze willen me allemaal knuffelen. Maar ik ben al 9. Ik ben heel verdrietig, maar ook stoer: ik wil al die huilende mensen troosten. Pappa komt. Hij pakt me op en zegt: ‘Lieverd, ik hou van je.’ ‘Ik ook van jou, pappa.’ ‘En ik weet zeker dat je zusje ook van jou houdt.’ ‘Ja, maar ze mag niet dood, pappa. Ik wil later met haar winkelen en haar make-up op doen. Ik wil met haar samen zijn, zelfs als ze vervelend doet. Ik moet voor haar zorgen. Ik ben de grote zus.’ Dan moet ik ook heel hard huilen. De tranenvloed is oneindig die dag.
Dan komt er een mevrouw binnen, die zegt: ‘Madelon Lisa Indy Hesselink is zojuist overleden.’ Iedereen begint ongelofelijk hard te huilen. Weer lopen we over de gang met de kleine baby’s en gaan we het kamertje in. Ik had niet verwacht dat er zoveel mensen in pasten. Ik zie mamma en mijn stiefvader. Mijn zusje ligt in de armen van mamma. Mamma huilt. Mijn hart breekt in honderdduizend stukjes.
De dagen na haar dood voelen leeg. Eigenlijk wil ik wel tv kijken. Maar wat? Met mijn zusje keek ik altijd naar Bumba, maar dat is voor kleine kinderen. Ik loop naar haar kamer. Daar is het ook al zo leeg. Samen met mijn neefjes, tante, oom, opa en oma tekenen en schrijven we op de deksel van haar kistje. Ondanks alles is het toch een beetje gezellig. We praten veel over mijn zusje: hoe lief en mooi ze was en hoe boos ze af en toe kon worden. Hoe ze wel eens stiekem de hond haar broodje gaf.
Er komen veel mensen. Ze geven ons allemaal een hand en zeggen iets liefs, maar als ik moe word, mag ik gewoon gaan tekenen. Ze komen afscheid nemen van mijn zusje, want nu kunnen ze haar nog zien. Gelukkig wel, hoewel ze niet zo mooi is als toen ze nog leefde. Ze heeft hetzelfde shirt aan als ik, al heb ik hem in een andere kleur. Mijn zusje houdt van roze. Ze is echt een meisjesmeisje. Maar voetballen kan ze wel. Ik denk dat ze later net als ik op voetbal zou zijn gegaan.
Op haar begrafenis zegt de dominee allemaal lieve dingen over haar, maar ik wil helemaal geen afscheid nemen. Ik ben verdrietig dat ik geen grote zus meer ben, maar mijn broers en mamma zeggen dat ik dat wel blijf, want mijn zusje is er wel geweest en we blijven aan haar denken.
Er zijn veel mensen in de kerk. De meesten ken ik niet, maar mijn vriendinnen zijn er wel en dat is fijn. Mijn broers en ik mogen een kaarsje aansteken. En dan mag ik het gedicht voorlezen dat ik voor mijn zusje heb geschreven. Mamma wil wel met me mee, maar is zelf ook verdrietig. Daarom loopt mijn grote vriendin met me mee. We vertellen het samen. Na de dienst lopen we naar de begraafplaats. Ik zeg bij de auto waar mijn zusje in ligt ‘ik hou van jou. En ik mis je.’ Ik krijg geen antwoord. Maar ik weet dat ze ook van mij houdt.
Op de zesde dag na de begrafenis ga ik weer naar school. Ik ben al wel mee geweest naar het schooluitje. Mamma vond het goed en ik vond het fijn dat ik mee kon. Mijn zusje is nu voor altijd bij me. In mijn hart, in dat van mamma, mijn stiefvader en broers en in dat van de andere mensen die van haar houden. Ik ga deze week discozwemmen in hetzelfde zwembad waar mijn zusje in het water terechtkwam. Maar ik geloof niet dat ik het eng vind. Ik zwem daar altijd zo fijn. En het water heeft niet de schuld. En mijn zusje ook niet. Niets of niemand. Het is gewoon ongeluk.
Gedicht voor de begrafenis van Madelon
Liefe Madelon.
Je was zo lief.
Je was mijn zusje.
Je was mijn kleine zusje.
Je was soms ondeugend.
En soms heel braaf.
Ik heb maar een wens, dat jij er nu bent.
Kusjes van je grote zus.
xxx Myrthe xxx
Dit is in overleg met Myrthe een verkorte versie van Myrthes verhaal in het boek En nu? Ervaringsverhalen van gezinsleden na het plotseling overlijden van een kind.