//= get_template_directory_uri() . '/vendors/fontawesome/fontawesome/fa-regular-400.woff2' ?> //= get_template_directory_uri() . '/vendors/fontawesome/fontawesome/fa-solid-900.woff2' ?> //= get_template_directory_uri() . '/vendors/fontawesome/fontawesome/fa-light-300.woff2' ?>
Sanne (34) is sterk, intelligent en straalt positiviteit uit. Toch zat ze tien jaar vast in een relatie die van kwaad tot erger ging. Toen ze eindelijk weg durfde, wilde ze dat haar man haar dochter nooit meer zou zien. De rechter besliste anders. Nu, vijf jaar later, is ze gelukkiger dan ooit. En ziet ze – dankzij veel gesprekken en een begeleide omgangsregeling – ook haar eigen rol en zijn kant van het verhaal. ‘Achteraf denk ik: wie was ik toen? Waarom pik je zoiets van iemand? Ik was zo ongelukkig, maar ook zo goed in toneelspelen’
‘De vader van Liselotte en ik leerden elkaar kennen toen ik 19 was en op vakantie in zijn land. We werden verliefd en na twee jaar op en neer reizen zijn we getrouwd. Hij wilde heel graag dat ik bij hem zou komen wonen, maar ik was bijna klaar met mijn opleiding en het leek me beter dat hij naar Nederland kwam. Achteraf gezien heb ik heel erg onderschat hoe moeilijk dat zou zijn. Ik was ontzettend verliefd en we praatten veel. Ik dacht: dit gaan we gewoon samen doen.
Hij was nog nooit in het buitenland geweest en alles was vreemd voor hem: de cultuur, de mensen, het klimaat, de normen en waarden. Langzaam maar zeker begon hij zijn frustraties op mij te botvieren. In het begin vond ik altijd wel een excuus: het is ook moeilijk voor hem, hij heeft hier ook geen familie. Eerst zei ik ook wel iets terug als hij me heel erg uitschold, maar op een gegeven moment dacht ik: als ik mijn mond hou, stopt hij misschien. Maar het ging van kwaad tot erger.
Niemand had het in de gaten. Mijn moeder vroeg regelmatig of het wel goed ging, maar dan zei ik ‘Ja’. Hij had altijd gezegd: als we problemen hebben, moeten we dat samen oplossen en er niet met andere mensen over praten. Dat is iets tussen jou en mij. Ik schaamde me ook heel erg. Iedereen had me gewaarschuwd, maar ik had gedacht dat ik het beter wist…
In de praktijk leefden we min of meer langs elkaar heen, maar wel met elke dag ruzie. Om escalaties te voorkomen, probeerde ik zo min mogelijk tijd met hem te door te brengen. We hadden alle twee ons werk en als hij thuiskwam, ging ik meestal snel naar bed.
Natuurlijk dacht ik er wel over om weg te gaan, maar hij zei altijd: ‘Je moet niet denken dat je ooit van me af komt. Waar je ook naar toe gaat, ik zal je vinden.’ Dat maakte me heel bang en ik ging geloven dat het een verloren zaak was: ik had ooit een keuze gemaakt en moest daarmee mee leren leven.
Vanuit dat idee was het een bewuste keuze om zwanger te worden. Ik kon toch geen kant op en misschien zou het iets goeds brengen. Het werd nog veel erger. Hij ging me bedreigen, maakte dingen die voor mij waardevol waren kapot en na een avondje uit met collega’s greep hij me bij mijn keel, omdat ik te laat thuis kwam.
Ik had de opvang al helemaal geregeld, maar na de geboorte van Liselotte zei hij: ‘Jij gaat niet meer werken.’ Een deel van mij dacht: misschien is dat ook wel fijn – dan zie ik haar eerste stapjes en zo. Maar ik raakte steeds meer geïsoleerd. Ik had geen auto meer. Mijn vriendinnen hadden zich al teruggetrokken. Er kwam ook bijna niemand meer op kraambezoek: hij had iedereen al weggejaagd.
Als ik er nu op terugkijk, denk ik: wie was ik toen? Waarom pik je zoiets van iemand? Ik was zo ongelukkig. Ik weet nog dat ik op straat liep met de kinderwagen en dacht: wat heb ik nog voor leven? Maar ik heb Liselotte, dus ik kan er geen einde aan maken.
Toch vertelde ik nog steeds niemand iets. Ik was zo goed in toneelspelen. En ik wist: als ik erover praat, is het klaar. Toen hij een week naar zijn familie ging, dacht ik: dit is mijn kans. Ik ging naar mijn moeder en zei: ‘Mamma, het is niet goed.’ Ik vertelde haar een paar dingen – het topje van de ijsberg – en zij zei meteen: ‘Jij gaat nooit meer terug.’ Toen heb ik mijn spullen gepakt en ben ik via een crisisopvang naar een Blijf van mijn lijfhuis gegaan. Ik weet nog hoe bevrijdend het was dat ik mijn telefoon moest inleveren en ik met Liselotte naar buiten kon, zonder dat ik steeds gebeld werd: ‘waar ben je nu?’ ‘Hoe lang duurt het nog?’
Mijn moeder schakelde de politie in, die zei dat ik aangifte moest doen. Toen hij terugkwam, werd hij aangehouden. Dat maakte heel veel indruk op hem. Ik denk dat hij altijd had gedacht: dit blijft binnenshuis en wie doet me wat? Maar door die arrestatie werd hij bang dat hij onze dochter misschien nooit meer zou kunnen zien. Ik wilde inderdaad niet meer dat hij haar nog zou zien, maar de rechter schakelde de begeleide omgangsregeling van Humanitas in.
Toen de coördinator van BOR-Humanitas me belde, waren Liselotte en ik samen met mijn moeder een dagje naar de dierentuin. Ik was bang dat de coördinator het niet zou begrijpen en een oordeel over me zou hebben, maar ze stelde me meteen gerust. ‘Ik wil eerst een gesprek met jou om jouw kant van het verhaal te horen. Ik heb al wat gelezen. Wat zal het moeilijk voor jou zijn.’ Al in dat eerste telefoongesprek voelde ik alle ruimte. Ze luisterde heel aandachtig en vatte heel goed samen wat ik had benoemd. Toen dacht ik: zij begrijpt me. Dit zal wel goed komen.
Nadat de coördinator ook met hem had gepraat, was er een gesprek met ons beiden. Eigenlijk wilde ik niet meer met hem om de tafel, maar de coördinator zei: ‘Jawel, dat is belangrijk en het komt goed. Ik zit naast jou en de vrijwilligster zit naast hem.’ Ik had, eerlijk gezegd, wel gehoopt dat hij zijn excuses zou aanbieden, maar die kwamen niet. En op een gegeven moment zei hij iets wat zó oneerlijk was, dat ik van tafel wegliep. Maar de coördinator kwam me terughalen. Ze sprak geen oordeel uit, maar zei iets als: ‘Ik begrijp dat dit ellendig is, maar het is belangrijk dat jullie dit samen doen en wij kunnen de situatie echt wel inschatten.’
Het bijzondere was dat ook de vader van Liselotte een klik met de coördinator had. Zij legde hem uit welke behoeften een kind heeft en wat grensoverschrijdend gedrag is en waarom dat niet mag en schadelijk is. Die dingen had ik ook wel tegen hem gezegd, maar dan luisterde hij niet. Als de coördinator het zei, drong het wel tot hem door. Hij had vertrouwen in haar en op den duur ook in de vrijwilligster. Ik heb groot respect voor onze vrijwilligster. Ik vind het zo bijzonder dat iemand zich vrijwillig inzette voor onze situatie.
De coördinator leerde mij ook dingen. Bijvoorbeeld dat ik mijn grenzen moest aangeven. In het begin probeerde hij nog om me terug te krijgen, maar ik was vastberaden. Al in het Blijf van mijn lijfhuis had ik gedacht: wat moet ik nou doen dat dit mij nooit meer gaat gebeuren? Door alle gesprekken ben ik ben gaan inzien dat ik zelf ook een rol heb gespeeld. Ik had veel eerder en meer voor mezelf moeten opkomen, maar het ging in zulke kleine stapjes en ik heb nooit goed geleerd mijn grenzen aan te geven. Achteraf heb ik me vaak afgevraagd hoe ik dit heb kunnen laten gebeuren. Maar dat geldt, denk ik, ook voor hem. Ik denk dat we alle twee verliezer zijn.
De eerste keer dat Liselotte haar vader onder begeleiding van de vrijwilligster ontmoette, was heel spannend. Ze was nog maar drie, maar had natuurlijk ook meegemaakt hoe hij tegen mij tekeer was gegaan en had hem driekwart jaar niet gezien. Ze was heel verlegen toen ze hem zag. Ik was op een andere plek in het pand en zou haar na afloop weer meenemen, maar zag er erg tegenop dat we tegelijkertijd naar buiten zouden lopen, dus de coördinator en de vrijwilligster praatten nog wat met hem na, zodat ik vast met Liselotte weg kon gaan.
Het traject duurde een half jaar. We hadden veel gesprekken: wat zijn jullie verwachtingen? Wat is belangrijk voor een kind? Hoe ervaar jij dit? Waar ben je bang voor? Waar zouden we naar toe kunnen werken? Ze nadrukten altijd: we zijn hier voor Liselotte. Wat is belangrijk voor haar? We werkten er naar toe dat Liselotte van zaterdagochtend tot zondagmiddag bij haar vader zou zijn. In het begin bracht ik haar bij hem thuis, maar dat voelde heel onveilig. Nu is de overdracht op een neutrale plek.
Eigenlijk gunde ik haar wel een vader die ook een vaderrol had. Ik was wel bang dat hij dat half jaar zou meewerken en daarna alles weer in de soep zou draaien, maar ik moet zeggen: hij heeft heel goed meegewerkt. Ik denk dat hij zich door alle gesprekken echt heeft gerealiseerd: als ik de relatie met mijn dochter wil voortzetten, mag ik niet meer agressief zijn en geen grensoverschrijdend gedrag meer vertonen. Soms stuurt hij nog wel eens onhandige appjes, of zegt hij stomme dingen tegen Liselotte. Maar ik denk dat hij niet weet wat hij bij haar teweegbrengt, want anders zou hij dat niet doen. Hij doet wat hij kan. Dat is soms ontzettend onhandig, maar dat moet ik loslaten, ook voor mezelf. Anders kan ik niet verder.
Ik weet nog dat bij de crisisopvang een Marokkaanse begeleidster tegen me zei: ‘De problemen hebben ook met zijn achtergrond en opvoeding te maken.’ Toen kon ik daar niets mee, maar nu zie ik dat het waar is. Als hij net opnieuw zou kunnen doen, zou het hij heel anders doen. Ik zie hem als haar vader. En ik zie dat hij dit traject goed heeft gedaan.
Ik voed Liselotte op. Hij heeft niet echt een vaderrol in de zin dat hij haar dingen leert. Maar ze ziet hem wel echt als haar vader en ik probeer altijd neutraal te blijven en hem niet omlaag te praten. Daarover heb ik met de coördinator ook gesprekken gehad: het is toch haar vader. Dus ik heb hem altijd opgehemeld en zij denk dat ze de beste vader ooit heeft.
Inmiddels is de omgangsregeling uitgebreid naar twee nachtjes, omdat Liselotte dat graag wilde. Vlak bij hem woont een bevriend Nederlands echtpaar, die zij ziet als haar oom en tante.
Hij doet ontzettend zijn best om leuke dingen met haar te doen. Deze zomer gaan ze voor het eerst op vakantie naar zijn thuisland. Daar moest ik toestemming voor geven en ik die heb ik gegeven. Ik heb me afgevraagd wat het beste is voor Liselotte en ik denk dat het goed is. Oom en tante gaan mee en ze gaan lekker naar een plek met een zwembad.
Met Liselotte gaat het heel goed. Ze is heel slim en ze ontwikkelt zich goed. Met mij gaat het ook heel goed. Anderhalf jaar nadat ik was weggegaan, liep ik helemaal vast en ben ik in therapie gegaan. Nu voel ik me gelukkiger dan ooit. Liselotte en ik hebben het samen goed. Ik heb fijn en belangrijk werk. Inmiddels heb ik wel geleerd mijn grenzen aan te geven. Ik sta mijn mannetje. Op mijn werk ben ik degene die wordt ingezet als het moeilijk of spannend is.
Mijn vroegere beste vriendin is weer mijn beste en liefste vriendin. Ik vind het wel heel jammer dat we elkaar al die jaren hebben gemist en dat ik geen mooie herinneringen heb aan die tien jaar. Ik vond het altijd belangrijk dat hij het goed zou hebben en dat andere mensen niet zouden zien dat ik faalde. Dat vind ik nu helemaal niet meer belangrijk. Je leeft niet voor anderen, maar voor jezelf.’
Interview: Marijke Verduijn
Foto: BOR Humanitas. Sanne en Liselotte komen op de foto niet voor.