‘De meeste kinderen vertellen hun ouders niet dat ze gepest worden’

‘De meeste kinderen vertellen hun ouders niet dat ze gepest worden’

Ik ben zelf erg gepest op de basisschool. Ik had wat overgewicht en ik stotterde. Dus als ik moest voorlezen in de klas, ging iedereen zuchten en zo. Dat was heftig. Ik zat natuurlijk op logopedie, maar ik heb dat stotteren pas echt overwonnen toen ik iets moest voorlezen op een liturgiegroepje van de kerk. Ik had het zo lang mogelijk uitgesteld, maar op een dag dacht ik: ik ga ervoor. Ik weet nog heel goed hoe ik ging staan en die tekst zonder één hapering uitsprak. Vanaf dat moment heb ik nooit meer gestotterd.

Toen ik naar de middelbare school ging, was het pesten afgelopen. Ik was het ook eigenlijk al vergeten, tot een oud-klasgenote op een reünie van de basisschool haar excuses kwam aanbieden. Dat vond ik wel heel bijzonder en daardoor realiseerde ik me ook opeens dat de pester soms nog meer last kan houden dan de gepeste. Dus toen dacht ik: hoe werkt dat dan op de langere termijn?

Toen ik 24 was, verongelukte mijn moeder op een hele nare manier. Ik leefde tien jaar lang zo goed en zo kwaad had door, tot ik tegen een muur opliep. Ik ging een persoonlijkheidsontwikkelingscursus volgen, waar ik een soort reset kreeg: wat is er allemaal gebeurd in je leven en hoe ben je daarmee omgegaan?
In die groep merkte ik dat meer dan tachtig procent van de mensen die vastlopen in het leven, dat terugvoeren op pesten. Ze konden allemaal nog precies terughalen wat er ooit tegen hen was gezegd.
Na die cursus ben ik daar als vrijwilliger gaan werken en dat smaakte naar meer. Ik kreeg vaak van deelnemers te horen dat ze zich veilig voelden bij mij.

Inmiddels heb ik een opleiding tot kindercoach gevolgd en ben ik gediplomeerd STA STERK-trainer geworden. In mijn praktijk zie ik dat sommige kinderen van nature onzeker zijn of veel bevestiging nodig hebben en daardoor vatbaarder zijn voor pesten. En als ze gepest worden, denken ze ook nog eens sneller dat het klopt wat er over hen gezegd wordt. Ze denken dat het waar is, of ze zijn bang dat het waar is.
Andere kinderen maken zich van nature juist wat groter of overschreeuwen zichzelf. Ook zij kunnen gepest worden, maar zij kunnen ook gaan pesten. Uit zelfbescherming, om zelf maar niet gepest te worden. Die kinderen kwetsen zichzelf daar ook mee, omdat ze eigenlijk helemaal niet zo willen zijn. Daarom werk ik ook met pesters.

In mijn praktijk komen kinderen vanaf vier jaar. Ik leer ze basisvaardigheden. Als ik tegen jou zeg dat je lelijk bent en jij jezelf mooi vindt, is er niks aan de hand. Maar als jij mij gelooft, of bang bent dat het waar is, is het wel een probleem. Dus ik probeer kinderen de overtuiging mee te geven dat ze er mogen zijn. En dat iemands mening meer zegt over die ander dan over jou.
Ze leren rechtop staan, wat luider praten, iemand aankijken. En helpende zinnen paraat te hebben: “Ik vind dit wél fijn.” “Dat vind ik niet.”

Ik leer ze om dat heel stevig te zeggen. En eerst de persoon zelf aanspreken. Maar ik leer ze ook: pesten kun je niet in je eentje oplossen. Dus zorg dat je iemand bij je hebt en als het niet werkt, ga dan naar de juf. En dat is géén klikken, want pesten los je niet alleen op.

Als je ziet hoeveel bekende Nederlanders vroeger zijn gepest. Angela Schijf, Anita Witzier: mooie, sterke vrouwen, maar gepest. Als ze je willen pesten, is er altijd wel iets te vinden. Op enig moment zoeken ze jou uit en is het ook maar hoe weerbaar je daarin bent.

Ik leer ze ook het verschil tussen helpende en niet-helpende gedachten. Als je een spreekbeurt moet houden, kun je denken: het gaat vast niet goed. Of: ze gaan vast om me lachen. Maar dat zijn niet-helpende gedachten. Je kunt ook denken: ik weet er veel van. Het gaat vast goed. Of: als ze lachen, vinden ze het vast leuk. Of desnoods: als ze gaan lachen, ga ik gewoon door. Ik geef ze die helpende gedachten mee en vraag ze om die de volgende dag steeds voor zichzelf te herhalen.

We oefenen ook. Dan loopt een kind naar een groepje omdat het mee wil spelen. Hoe doe je dat? De ander bij de naam noemen, hem of haar aankijken en dan zeggen: “Ik wil graag meedoen.” En als het niet mag, vragen: “Waarom niet?” Het kan zijn dat het spelletje bijna afgelopen is. Dan kun je zeggen: “Mag ik dan bij het volgende spelletje meedoen?” Of: “Nou, dan niet”, en dan weglopen.” Het helpt echt als je dat een paar keer hebt geoefend en het anderen hebt zien doen.

Vaak zeg ik tegen de ouders: “Let op: je kind gaat weerbaarder worden. Ook tegen jou. Complimenteer het daarmee.” Het is voor iedereen fijn om complimenten te krijgen, maar voor kinderen is het zo wezenlijk. En juist voor kinderen die niet positief naar zichzelf kijken. Sommige kinderen moeten ook leren om een compliment te ontvangen. Soms ben ik daar een paar lessen mee bezig: “Hoor je wat zij tegen je zegt? Dat is een cadeautje voor jou.”

Ik vind het lastig dat kinderen zoveel sombere gedachten over zichzelf hebben. En ik merk hoe vaak kinderen bang zijn om hun ouders teleur te stellen. Ik vroeg een meisje eens: “Waar ben je nou het aller bangst voor?” Kwam er uiteindelijk uit: “Om m’n ouders teleur te stellen.” Ik vertelde dat aan haar ouders en die konden alleen maar zeggen: “Ja, maar lieverd, je hoeft helemaal niks. We vinden je geweldig zoals je bent.” Kinderen kunnen zoiets zelf bedenken.
Die ouders hadden geen idee!

Dat geldt ook voor mij. Vorig jaar vertelde mijn jongste dochter dat ze ook heel erg gepest is. Daar heb ik me echt schuldig over gevoeld: ik heb wel iets gezien, maar nooit begrepen dat het zó erg was.
Ik heb zelf vroeger ook niets tegen mijn ouders gezegd. Inmiddels weet ik dat de meeste kinderen het niet aan hun ouders vertellen. Uit schaamte, of omdat je je ouders niet verdrietig wil maken. Of omdat je bang bent dat je ouders iets gaan doen waardoor het nog erger wordt. Je wil de controle houden over wat ermee gedaan wordt of niet.

Het is nooit makkelijk, hoor. Als het pesten op school gebeurt, moet de school meewerken en zich er op de goede manier mee bemoeien. En als je de pester aanspreekt, kan die zeggen: “Dat heb ik nooit zo gezegd”. Of: “Dat heb ik nooit zo bedoeld.” Die gaat naar zijn ouders. En die zeggen: “Dat zou ons kind nooit doen.” Dan zijn er opeens twee verhalen. En daardoor kan het ook nog eens erger worden.

Natuurlijk willen ouders niet dat hun kind pest, maar als je erop insteekt dat hun kind bang is zelf gepest te worden en dat het ook op langere termijn last kan krijgen, kan je er wel iets mee. Als er thuis problemen zijn, is het lastiger.
Daarom moet je ook proberen uit de schuldvraag te blijven, maar wel met de ouders proberen te bespreken hoe een kind kan leren dat het er mag zijn zonder een ander te pesten. Ik zou het willen weten als mijn kind pester was, want ik denk dat zo’n kind daar zelf ook ongelukkig van wordt.

Interview: Marijke Verduijn

Hier vind je meer informatie.