//= get_template_directory_uri() . '/vendors/fontawesome/fontawesome/fa-regular-400.woff2' ?> //= get_template_directory_uri() . '/vendors/fontawesome/fontawesome/fa-solid-900.woff2' ?> //= get_template_directory_uri() . '/vendors/fontawesome/fontawesome/fa-light-300.woff2' ?>
Op de middelbare school verhoogt pesten je status. In de onderbouw zijn pestende jongens populair bij de meisjes, in de bovenbouw geeft het ook status bij andere jongens. En pestende meiden worden eerder gezien door de jongens in de klas. Gedragswetenschapper Loes Pouwels ondervroeg 2000 middelbare scholieren en 500 basisschoolleerlingen en vond zes basisrollen: naast de pester en het slachtoffer zijn er assistenten, aanmoedigers, verdedigers en buitenstaanders.
‘Een pester en een gepest kind staan nooit alleen. De pester: begint te pesten en bedenkt steeds nieuwe dingen. Zijn of haar assistent helpt de pester en pest actief mee. De aanmoediger pest zelf niet mee, maar komt kijken of lacht er om. Het slachtoffer wordt gepest door de pester en diens assistent. De verdediger komt op voor het slachtoffer of troost hem of haar. De buitenstaander bemoeit zich er ljuist iever niet mee en kiest geen partij.
De uitkomsten: het slachtoffer is bij niemand populair en buitenstaanders worden niet aardig, maar ook niet onaardig gevonden. Maar waar een kind dat voor een ander kind opkomt op de basisschool nog populair is, ligt dat op de middelbare school heel anders. Daar zijn juist de pesters populair. En hun assistenten en aanmoedigers delen mee in die populariteit. Dat komt omdat tieners – méér dan op de basisschool – inzicht hebben in groepsprocessen. Ook vinden ze status belangrijk en willen ze graag populair zijn.
In het algemeen keuren middelbare scholieren pesten niet goed. Maar als het gaat om pesten in de klas, praten ze het wel goed, bijvoorbeeld door kritiek te uiten op het slachtoffer. En ze vinden pesters vaak wel cool.
Of je gepest wordt, is vaak een tombola. Soms kiezen pesters onopvallende leerlingen of leerlingen met weinig vrienden uit als slachtoffer. Maar soms ook juist klasgenoten die iets te populair dreigen te worden en dus een concurrent kunnen worden.
Ook op de middelbare school wordt stevig gepest: 10 tot 15 procent van de leerlingen zegt gepest te worden. In een groep van 27 gaat het dan om 3 tot 4 kinderen. Zo’n 30 procent – zo’n 8 leerlingen – pest, is assistent of aanmoediger. Er zijn een stuk of 6 verdedigers. En de andere 10 bemoeien zich er niet mee.
Het probleem is dat veel anti-pestprogramma’s zich juist richten op het empoweren van kinderen die gepest worden. Ik vind dat er op middelbare scholen anti-pestprogramma’s moeten komen die zich richten op de populariteit van pesters.’