‘Als je succes hebt, ben je veilig’

‘Als je succes hebt, ben je veilig’

‘Het was altijd mijn droom om psycholoog te worden. Ik heb het altijd al fijn gevonden om mensen te helpen en ik merkte dat ik daar energie uit haalde. En ik ben geïnteresseerd in het gedrag van mensen. Waarom doen ze wat ze doen en waar komt dat vandaan? Ook de biologische kant vind ik interessant: welke stofjes komen er vrij als je boos wordt? 

Ik wilde graag psychologie studeren op WO-niveau, want dan heb je de meeste bevoegdheden. Dus na mijn propedeuse aan het HBO ging ik naar de universiteit. Ik had er zin in. Ik woonde nog bij mijn ouders, maar het plan was een eigen kamer te zoeken.

Het was best druk. Ik sportte, deed aan fitness en hardlopen, werkte in de horeca, deed veel sociale dingen met vrienden en reisde op en neer naar m’n ouders. Ik had eigenlijk geen moment rust op een dag, maar voor mijn gevoel was dat normaal: heel veel studenten hebben het druk. En de stof pikte ik makkelijk op. Ik stelde wel heel hoge eisen aan mezelf, maar ik vond het ook supergaaf om er hard voor te werken.  

Op een avond had ik een tentamentraining. Ik had die hele dag al gestudeerd, ergens iets opgehaald en was nog teruggegaan naar het station om te eten. Op die training werd ik ineens niet lekker. Ik ging naar de gang, maar daar kon ik niet meer op mijn benen staan. Een jongen vroeg: gaat het wel? En een paar mensen hielden me vast. 

Mijn vader kwam me halen en nam me mee naar het ziekenhuis. Ik kon alleen nog maar huilen. En dat is niet meer opgehouden. Achteraf gezien had ik een paniekaanval, maar dat had ik helemaal niet in de gaten.
In het ziekenhuis zeiden ze dat ik teveel hooi op m’n kar had genomen en zwaar gestresst was. Ze stuurden me naar huis met rustgevende middelen en zeiden dat ik het maar even rustig aan moest doen. 

De week daarna heb ik nog wel een tentamen gemaakt, maar ik merkte al vrij snel dat het niet meer ging. Maar ik dacht: ik ben jong en fit, ik pak dingen weer langzaam op en over een jaar ben ik weer volledig hersteld.

Het was veel lastiger dan ik had verwacht. Ik bleef ontzettend moe en ik had een probleem met slapen. Ik viel slecht in slaap en werd vroeg weer wakker. Op een gegeven moment kon ik niet langer dan zes uur slapen. En als je niet slaapt, herstel je natuurlijk ook niet. Ik heb sowieso een tijd gehad dat ik heel laat opstond  en laat naar bed ging. Ik bleef ook heel gevoelig voor stress. De paniekaanvallen bleven komen. Daar heb ik nog steeds wel een beetje last van als ik erg gestressed ben. Dus ik was doodmoe en wanhopig. 

Als ik nu terugkijk, denk ik: we zijn allemaal heel verschillend, maar in deze maatschappij word je geforceerd om allemaal hetzelfde pad te nemen. Je moet hard werken of studeren en dan een succesvol leven leiden. Je moet vechten voor een plekje, want er zijn altijd mensen die het beter doen. En tegenwoordig zie je dat allemaal op social media. Dus de druk wordt groter. En dan moet het ook nog allemaal leuk zijn en moet je eigenlijk enorm gelukkig zijn. 

Ik denk dat ik me daar niet eens heel erg bewust van was. Maar onbewust speelde het wel een grote rol: pak je kansen, zorg dat je een goede baan krijgt en veel geld verdient, dan ben je veilig. Het is diep geworteld dat het beter is om succesvol te zijn dan om geen succes te hebben. Soms zeggen vriendinnen tussen neus en lippen door: ‘Hij doet helemaal niks met z’n leven.’ Of: ‘Als je geen extra punten haalt bij je studie, wat doe je dan met je leven?’ En ik zag ook bij andere mensen dat als je dat pad niet volgt, je depressief kan worden, niet gelukkig bent. 

Het werd niet altijd zo uitgesproken, maar het was meer dat ik erachter kwam hoe mensen dachten en dat ik dat op mezelf betrok en alles deed om in dat plaatje te passen. Dus ik dacht: zo hoort het. En ik dacht niet: wil ik dat wel?

Inmiddels gaat het iets beter. Ik ben sinds een tijdje bij het VU MC in behandeling voor vermoeidheid. Ze helpen me daar ook met mijn slaapritme. Ze weten er superveel van. Af en toe vertel ik iets en dan reageren ze precies goed. Dan vraagt ze bijvoorbeeld: ‘Wat doe je dan?’ ‘Af en toe lees ik.’ En dan zegt zij: ‘O, gaat dat dan wel?’ Dan denk ik: o, dan begrijp jij dus dat je hoofd af en toe zo vol zit dat je niet eens kan lezen. Dat geeft heel veel vertrouwen.

Ik wandel nu twee keer per dag. Dat begon met 5 minuten en nu zit ik op 45. Ik moet op bepaalde tijden naar bed, zodat ik een beter slaap- en waakritme krijg. En ik moet een kwartier per dag lezen om m’n hersenen voor te bereiden dat weer op te pakken. Dus ik bouw op mijn eigen tempo aan een normaal leven. 
Het duurt lang en soms twijfel ik of het wel gaat komen, maar ik voel wel dat ik vooruit ga. Het zijn minuscule stapjes en ik ben nog steeds wel heel erg moe, maar het gaat vooruit. 

En ik heb heel veel geleerd en dat is wel enorme vooruitgang. Ik heb geleerd dat het goed genoeg is wat je doet als je er zelf van geniet en plezier aan beleeft. En dat het eigenlijk niks uitmaakt wat anderen ervan vinden. Ik vond dat vroeger heel belangrijk. Ik ben nogal gevoelig en merkte heel snel wat mensen nodig hadden en ik wilde hen dat graag geven. Nu leer ik om meer voor mijzelf te kiezen. Ik heb nog steeds heel weinig energie, maar ik kies wel vaker voor mezelf en ik geef duidelijker m’n grenzen aan. 

Ik heb geen grote dromen meer, maar ik zou het heel fijn vinden om weer een opleiding te gaan doen, want ik vind het ontzettend leuk om dingen te leren. Maar ik weet niet of dat op dit moment in mijn leven past. 
Ik wil heel graag iets doen waar ik blij van word. Misschien wel psychologie, want dat vond ik heel gaaf. Maar misschien ook iets anders. Ik wil in ieder geval een leven dat niet wordt bepaald door anderen. Ik denk dat het heel erg belangrijk is dat we elkaar laten leven en ons niet overal mee bemoeien. Laat iemand doen wat hij zelf wil. Zet je geluk voorop. Dat is genoeg. 

Wat andere mensen wel en niet moeten doen? Dat is heel lastig als je het zelf niet hebt meegemaakt, maar het is heel fijn als iemand naar je luistert, je probeert te begrijpen en vraagt waar je behoefte aan hebt, zonder adviezen op te dringen. 

In het begin is iedereen natuurlijk heel meelevend en vriendelijk, maar na een jaar brokkelt dat toch wel af. Vriendinnen komen niet meer langs, want je gaat niet meer naar feestjes. Een vriendin zei tegen me: ‘Ik ga heel vaak langskomen en we gaan elke week wat leuks doen.’ Ik heb haar maanden niet gezien. En je wil niet gaan stalken. Gelukkig is de harde kern overgebleven.

En m’n ouders, natuurlijk. Ik denk dat het heel belangrijk is dat ouders goed luisteren naar wat je te zeggen hebt en je serieus nemen. Als je dat aangeeft, kunnen ze wel helpen en samen zoeken naar goede professionele hulp. Goed luisteren naar waar je kind behoefte aan heeft en het de ruimte geven. Het is natuurlijk niet zo dat je het maar moet laten gaan, maar push het niet. Het is belangrijk dat je bij je ouders een veilig plekje hebt. Dat je daar niet ook nog op je tenen hoeft te lopen.  

Het is heel zwaar geweest en het is nog steeds heel zwaar, maar ik heb mezelf wel beter leren kennen en ik heb – hoe gek het ook klinkt – toch ook meer zelfvertrouwen gekregen. Het is lastig om je eigen gedrag onder de loep te nemen: je doet dingen al jaren zoals je ze doet. Maar opeens merkte ik dat dat niet meer werkte. 

Eerst vond ik het belangrijk om m’n studie heel goed te doen. Maar als ik nu over mezelf vertel, zou ik niet meteen m’n studie noemen. Nu zou ik zeggen dat ik creatief ben en veel van gezelligheid houd. Dat ik het leuk vind om bezig te zijn met psychologie en boeken. En dat ik heel blij word van de zee. Ik wist altijd wel dat ik die dingen leuk vond, maar het voelt nu veel dichterbij.’ 

Interview: Marijke Verduijn