‘Ik heb zoveel van m’n broertje geleerd’

‘Ik heb zoveel van m’n broertje geleerd’

Kenza (16) won met haar essays een gouden medaille bij de Nederlandse Filosofie Olympiade en de zilveren medaille op de Internationale Filosofie Olympiade. Ze legde uit waarom ze niet zou inpluggen op een machine die haar alleen maar gelukservaringen zou geven. En waarom dieren fundamenteel gelijkwaardig zijn aan mensen. Behalve aan de filosofie ontleende ze ook inspiratie aan haar broertje, die volledig doof en blind is. De communicatie met hem is niet gemakkelijk, maar ze heeft veel van hem geleerd. ‘Mijn leven is niet perfect, maar ik zou het niet anders willen.’ 

Bij de Nationale Filosofie Olympiade moest ze een keuze maken uit vier stellingen en had ze drie uur om een essay te schrijven. Bij de Internationale ging het om vier citaten en vier uur tijd. ‘Je krijgt een laptop en woordenboeken Engels-Nederlands, want beide essays moesten in het Engels. Voor de rest moet het echt uit jezelf komen.’ 
Het was een hele verrassing dat ze won. ‘Ze begonnen met de laagste prijzen en beschreven dan het essay. Ik werd steeds niet genoemd, dus ik dacht: het is niks geworden. Maar toen ze het essay voor de eerste prijs begonnen te beschrijven, dacht ik: dat lijkt wel erg op dat van mij … ‘

Waarom deed je mee? 
Mijn school doet elk jaar mee en ik vond het wel een geinig idee, maar ik vroeg me ook af: is dit wel mijn ding? Mijn ouders, vrienden en docent hebben me ervan overtuigd mee te doen.’ 

Wat is wel je ding? 
Ik doe mee met debatwedstrijden via mijn school en aan Onderweg naar het Lagerhuis. En ik heb meegedaan met het Model European Parliament, waarin je het Europese parlement naspeelt. In september zit ik in de Tweede Kamer te debatteren. Er is een internationale opvolging, maar daar ga ik, denk ik, niet naar toe. Zoveel passie heb ik nou ook weer niet voor de politiek.

Wel voor filosofie? 
Nou, ik vind het heel mooi om verschillende perspectieven te zien en die te onderbouwen. En ik heb het altijd heel interessant gevonden om na te denken over grote ideeën of maatschappelijke concepten. Bijvoorbeeld: heb je een staat nodig om goed te kunnen samenleven? Hoeveel macht moet de staat hebben? Toen we politieke filosofie kregen, leerde ik mijn gedachten goed onder woorden brengen. 
En soms heb ik er ook in mijn dagelijks leven iets aan. Dan vraag ik me af: ben ik nu iemand als middel aan het gebruiken of als doel? Of: wat zou deze filosoof nu zeggen? 

Waarom zou je niet willen inpluggen op een machine die je alleen maar perfecte gelukservaringen geeft? 
Veel mensen denken bij perfectie aan schoonheid, geluk of rijkdom. En als iets niet is wat we ervan verwachten, vinden we het niet perfect. Maar volgens mij maakt perfectie alles zinloos. Het zijn juist de imperfecties die de essentie van het leven uitmaken. Goed leven is niet een perfecte toestand, maar golven van verdriet, van geluk, van twijfel of strijd. Leven is leren van fouten, verdrietig zijn en daarna weer gelukkig. Groei is een heel belangrijk deel van het mens-zijn. 

Natuurlijk herken ik dat streven naar perfectie wel. Mijn leven is ook niet perfect. Ik heb een gehandicapt broertje, mijn ouders zijn gescheiden. Soms zou ik willen dat dat anders was. 
Maar als ik er goed over nadenk, realiseer ik me dat ik toch niet zou willen dat mijn leven perfect zou zijn. Ik krijg niet altijd wat ik graag wil en ik neem niet altijd de goede beslissing, maar de schoonheid van mijn leven is dat ik ruimte heb om me te ontwikkelen. 

De imperfecties ervan maken mijn leven ook uniek. Ik zou die unieke ervaringen niet willen inruilen voor een wenselijker leven, want juist dat unieke maakt mijn leven waardevol. Als iedereen perfect zou zijn, zou iedereen hetzelfde zijn. Dan zouden we er op een bepaalde manier willen uitzien, geen verdriet hebben en dezelfde dingen gaan nastreven. Dat is volgens mij onwenselijk.

En waarom moeten we dieren als gelijkwaardig behandelen? 
Daarvoor heb ik drie argumenten. Mensen zien zichzelf vaak als meer waard dan dieren. Op grond waarvan? We hebben dezelfde afstamming, maar wij mensen hebben ons anders ontwikkeld. Dat is puur toeval, puur geluk en geeft ons toch geen hogere status die ons het recht geeft dieren te gebruiken alleen voor ons eigen genot? Als een dier een gevaar is, mag je je er natuurlijk wel tegen verdedigen. 

Ben je vegetariër? 
Nee, ik ben flexitariër. Voor mijn broertje is het belangrijk dat hij alle voedingstoffen binnenkrijgt en ik wil mijn ouders niet belasten met een extra opgave bij het koken. Maar als ik het huis uit ga, wil ik veganist worden.

Sorry. Ga door. 
Mijn tweede argument is dat dieren gelijkwaardig zijn, omdat we met hen het vermogen delen om te genieten of te lijden. En het derde: we kunnen weliswaar niet optimaal communiceren met dieren, maar ik kan ook niet communiceren met mijn kleine broertje, die blind en doof is. Ik kan hem niet vertellen hoe ik me voel, en omgekeerd kan hij dat ook niet. Maar natuurlijk behandel ik mijn broertje als gelijke. Gelijkheid brengt alle levende wezens veel dichter bij elkaar dan welke taal ooit zou kunnen. Elkaar respecteren is de sleutel om in vrede te leven met alle soorten die er op aarde zijn. 

Wat mooi dat je je broertje in allebei je essays noemt. 
Ja, ook omdat je extra punten krijgt als je een persoonlijke ervaring inbrengt, hoor. Maar ik heb ook echt veel van mijn broertje geleerd. Hij heeft het CHARGE-syndroom. Hij is doof en blind, heeft een hartafwijking, problemen met zijn evenwichtsorgaan en heeft een ontwikkelingsachterstand. Maar hij weet heel goed wat hij wil en kan heel goed aangeven als hij iets leuk of lekker vindt, of juist niet. 

Hoe kunnen jullie met elkaar communiceren? 
Met gebaren die we maken op elkaars lichaam. Of met voorwerpen en voorspelbare en herkenbare rituelen. Mijn moeder en ik hebben daar les in gehad. Dat gaat om vrij basale dingen. Ik kan hem niet laten merken hoe ik me voel, maar als hij met me wil spelen, kan hij dat best goed aangeven. Dan staat hij op en tikt op m’n ribben. Dat doe ik ook bij hem als ik hem wil optillen. En als hij iets niet leuk of niet lekker vindt, geeft hij dat heel goed aan. 

Wat heeft hij je geleerd? 
Zoveel. Dat je op heel veel verschillende manieren van het leven kan genieten. We kunnen m’n broertje op heel veel verschillende manieren een plezier doen. Hij is heel vrolijk en vindt het heel leuk als ik rondjes met hem draai, of hem ondersteboven optil. Hij geniet de laatste tijd heel erg van kroepoek. 
Hij leert me de waarde van tijd. Hij is nu 12, maar hij wordt misschien niet ouder dan 20, dus ik heb van hem geleerd om de tijd die ik heb goed te gebruiken. En hij leert me om plezier te hebben in het leven en zoveel mogelijk in alles het positieve te zien. 

Komt het door je broertje dat je niet alleen heel goed kan redeneren, maar ook emotioneel zo goed bent ontwikkeld?
O, nou, dat weet ik niet. Maar filosofie is wel vaak nogal technisch. Ethiek kan bijvoorbeeld een set handelingen worden: je kan A of B. Ik vind het mooi om daartussen te gaan staan. Ook te kijken naar emoties. Hoe is het voor mensen om A of B te doen? 

Volgend jaar doe je eindexamen. Ga je filosofie studeren? 
Nee, ik denk aan biologie. Misschien een major biologie en een minor filosofie. Ik hoop onderzoeker te worden. Ik vind genetica heel interessant en hoe dat invloed heeft op onze relaties met elkaar. Daar zit dan ook weer een beetje sociologie in. Dat vind ik ook heel leuk.’ 

Interview: Marijke Verduijn
Foto: Ganesh van Boggelen