Hoe haal je de oorlog uit een kind?

Hoe haal je de oorlog uit een kind?

‘Oorlog is erfelijk. Zelfs kinderen die zelf fysiek geen oorlog hebben meegemaakt, krijgen die mee van hun ouders. Soms al in de buik van hun moeder. Maar kinderen hebben ook veel veerkracht en hun hersenen zijn nog in ontwikkeling. Daarom wil War Child juist kinderen helpen.

Dat is soms heel erg teruggetrokken, apathisch soms. Bang. Het wil er niet zijn. Andere zijn juist heel druk. Die gaan helemaal in de overdrive: dan komt alle stress of woede eruit. Er zijn kinderen die allang zindelijk waren, maar weer in bed gaan plassen. Er zijn kinderen die doodmoe zijn, omdat ze niet meer kunnen slapen. Sommige kinderen klampen zich aan je vast.

Het begint met veiligheid. Dat is – zeker in oorlogsgebieden – natuurlijk een relatief begrip. Maar wij creëren ook midden in een onveilige omgeving altijd een veilige plek. Bijvoorbeeld een gebouwtje met een hek eromheen, waar rebellen of strijdende partijen niet komen en kinderen veilig zijn. Dat is de basis. Als dat er niet is, is het een enorme uitdaging om kinderen te helpen. Daarom is het heel lastig om te werken in een acute crisis, waar nog bommen vallen.

In die veilige omgeving gaan we activiteiten organiseren waar een kind automatisch weer aan mee gaat doen, ongeacht wat het heeft meegemaakt. Sport, spel, muziek, theater of tekenen. Daarin kunnen kinderen iets laten zien van hun mentale gezondheid, zonder dat ze erover hoeven te vertellen. Ik herinner me een zaaltje in Sierra Leone. Al die kinderen waren doodstil. Ik vroeg eerst: “Maak een tekening van je lievelingseten.” Dat is natuurlijk grappig, dus ze beginnen allemaal te tekenen.

Daarna vroeg ik: “Maak een tekening van je familie.” Dat is natuurlijk al moeilijker. Vaak zijn families niet meer compleet. Maar het kan ook verbinden. Dan komen kinderen er achter: er zijn hier meer kinderen die geen moeder meer hebben.

En toen vroeg ik: “Teken iets waar je bang van bent.” Bij die derde vraag tekenden alle meisjes een man. Dan weet je: er is hier in dit dorp iets met een man. De details ken je nog niet, maar je hebt ze wel de mogelijkheid gegeven iets aan te geven. En omdat de andere kinderen ook een man tekenen, leren ze ook dat ze niet de enige zijn en dat zij dus niet de oorzaak zijn. Dat ze niet schuldig zijn. Dat is ook heel belangrijk in herstel. Dat benadrukken we ook altijd: dit is jullie overkomen. Jullie zijn niet schuldig.

Bij kindsoldaten speelt dat heel sterk. Een kind is het beste geholpen in z’n eigen omgeving, bij z’n eigen familie en in z’n eigen cultuur. Maar zij hebben onder dwang soms verschrikkelijke dingen gedaan en zijn bang dat ze daar door de gemeenschap op worden aangekeken. Het is voor hen – na alles wat ze hebben meegemaakt – heel moeilijk om zich weer een plek eigen te maken. Maar het is wezenlijk dat ze weer deel gaan uitmaken van hun gemeenschap. Als dat niet gebeurt, kunnen ze niet herstellen.

Dat is ook heel zwaar. Veel mensen denken: nu zijn ze uit de oorlog, nu ze zijn nu veilig. Maar de oorlog is nog niet uit hen. Die kinderen hebben in hun thuisland soms afschuwelijke dingen meegemaakt en onderweg vaak ook nog nare dingen. En dan worden ze hier vaak nog van AZC naar AZC verplaatst. Het kan lang duren voor een kind zich veilig kan voelen en zich kan gaan settelen.

Als ze gaan meedoen aan gewone kinderdingen, zijn ze in ieder geval weer in verbinding met andere kinderen. En dan moet je weer structuur gaan bieden. Het is heel verwarrend en onzeker om te moeten vluchten, vaak in het gezelschap van vreemden. Dus voor kinderen die een oorlog hebben meegemaakt, is rust en regelmaat extra belangrijk. Zo krijgen ze grip op een dag en weten ze wat er gaat gebeuren

Team Up, de activiteiten in het AZC, die we samen met Save the Children aanbieden, zijn daarom altijd op een vaste dag en met vaste mensen. Het geeft kinderen heel veel rust dat ze weten wat er gaat komen en dat ze zich kunnen hechten aan de mensen die komen, omdat dat altijd dezelfde mensen zijn. Onze vrijwilligers verbinden zich om een tijd te blijven. Dat is heel belangrijk.
En een uur heeft ook altijd dezelfde opbouw: een warming up, een hoofdactiviteit en een cooling down. Als kinderen een paar keer hebben meegedaan, zie je ze helemaal opvrolijken. Want ze weten wat er komt. “Wat gaan we doen?” “De warming up”.
School biedt ook veel structuur, maar de rest van de dag is één grote chaos. Dus we proberen in die chaos – of dat nu een vluchtelingenkamp of een AZC is – weer wat structuur te bieden.

Nou, een puber is een puber. Maar puber-zijn in een oorlogsgebied is zeker extra ingewikkeld. Ook voor de ouders: probeer een puber maar eens binnen te houden. Ik denk dat een puber in een schuilkelder het veel zwaarder heeft dan een kind. En een puber in een vluchtelingenkamp wil de wereld gaan verkennen en vormt een veel groter risico dan een kind dat je nog bij je kan houden
We hebben ook programma’s voor jongeren. Met pubers sporten we vooral. Je kan bepaalde sportactiviteiten zo aanpassen dat ze moeten samenwerken. Ze moeten leren omgaan met verlies en met winnen. En als je je emoties niet kan beheersen en iemand onderuit schoffelt, word je aan de kant gehaald.

Om kinderen te kunnen helpen, moet je er ook voor de ouders zijn. Als een kind terugkomt van een War Child activiteit en zijn moeder zit alleen maar te huilen of te zwijgen of bozig te doen, dan is de impact van wat wij met dat kind hebben gedaan meteen weer weg. We hebben een wetenschappelijk bewezen programma waaruit blijkt dat kinderen alleen kunnen beginnen met verwerken als je ook met de ouders en de leerkrachten werkt.

En je kunt niet voorbijgaan aan wat de ouders hebben meegemaakt. Ga er maar aan staan: ouder zijn in een oorlogsgebied. Dat vraagt heel veel. Dat moet je verwerken.
In veel gevallen zijn het moeders; veel vaders blijven achter, vechten mee, of zijn omgekomen.
Dus ja, we werken ook altijd met de ouders. Ons programma Be There biedt groepsactiviteiten, bijvoorbeeld een praatgroep onder een boom. Sommige ouders hebben vreselijke dingen meegemaakt, maar dat houden ze vaak voor zichzelf. We proberen ze ervan bewust te maken dat het goed is voor hun kind dat ze het delen. En als er één praat, komen de anderen vaak ook wel. We doen ook ademhalingsoefeningen met ze, die ze kunnen inzetten als ze in paniek raken.

Het is onze doelstelling om ook weer weg te gaan. We ondersteunen kinderen, ouders en school tijdelijk, maar we nemen hun leven niet over. We helpen hen om wat is gebeurd achter zich te laten. En als dat is gelukt, dan kunnen we weg. Dat bekijken we vaak op niveau van een gemeenschap. Als een lokale organisatie of groep het over kan nemen, zijn wij niet meer nodig.
Daarom werken we ook altijd samen met lokale mensen. Die begrijpen de cultuur, de gevoeligheden en de context.

Ja, dat kan. Gelukkig wel! De Speld heeft ooit een hele leuke spotprent gemaakt, waarin een chirurg een kind opereert en de oorlog uit zijn buik vist. Dat vond ik wel een mooi beeld: je kunt kinderen helpen de oorlog een plek geven, maar er blijft altijd een litteken. Ze kunnen het niet vergeten, maar dat hoeft ook niet. Je moet een manier vinden om door te gaan en door te groeien tot gezonde volwassene. Daarbij kunnen wij wel helpen. Ik denk aan Alex, een voormalige kindsoldaat in Noord-Oeganda, die ooit tegen me zei: “Het komt door War Child dat ik nu een gezin heb en een baan en weer in mijn dorp woon. Dankzij War Child ben ik in staat geweest om weer vooruit te kijken, hoop te hebben en iets van mijn leven te maken. Ik ben het niet vergeten, maar het spookt niet meer”.’

Interview: Marijke Verduijn
Foto: War Child

Wil je meer weten over alle projecten en acties van War Child Nederland? War Child biedt ook hulp aan ouders in Nederland, als er bijvoorbeeld een vriendje uit Oekraïne komt spelen. Wat zeg of doe je dan en wat liever niet?