Als je open en zonder oordeel vraagt: “Kan ik je ergens mee helpen?” opent dat werelden

Als je open en zonder oordeel vraagt: “Kan ik je ergens mee helpen?” opent dat werelden

Alleen al in Amsterdam groeien ongeveer 30.000 kinderen op in een gezin met een laag inkomen. ‘Met een heleboel van die kinderen gaat het gewoon goed. De ouders redden het, de kinderen kunnen sporten of muziek maken met hulp van een fonds, de kamers zijn op orde en er zijn geen grote schulden.

Maar er is ook een deel waarbij het slecht gaat. Dan kunnen kinderen niet meedoen aan wat voor anderen heel vanzelfsprekend is. Je nodigt geen kinderen uit, want je schaamt je voor je huis. En je gaat niet naar verjaardagspartijtjes, want je hebt geen geld voor een cadeautje.’

Maaike Neys werkt al 11 jaar met gezinnen in armoede. Dat doet ze vanuit stichting SINA: Samen Is Niet Alleen. ‘Wij komen jaarlijks bij zo’n 2000 gezinnen thuis. We gaan langs, omdat je dan beter kan zien wat er mist, en omdat mensen in hun eigen omgeving vaak makkelijker praten. Mensen stappen niet makkelijk zelf op de hulpverlening af. Soms uit schaamte, vaak ook wantrouwen. En dat komt weer omdat ze vanaf de andere kant ook wantrouwen voelen: vóór je hulp krijgt, moet je zoveel papieren inleveren. En heb je die wel goed ingevuld?
Wij komen makkelijk binnen, omdat wij iets komen brengen.

Dat verschilt heel sterk. Soms hebben mensen hun zaken prima op orde, maar hebben ze net niet genoeg geld om een bed te kunnen kopen. En soms is er geen vloerbedekking, is er overal schimmel en lekt het. Soms slapen tien mensen op 15 vierkante meter. Bedenk het maar.
Het is goed om dat zelf te zien. Soms vragen mensen iets anders aan, maar zien we dat kinderen op de grond slapen en vragen we: weet u dat u ook een bedje kan aanvragen?

Kinderen zijn best weerbaar, maar als je opgroeit met veel stress en angst, leef je continu in paraatheid. En je leeft ook constant in het nu: krijg ik vandaag eten mee naar school, hoe kom ik dan nu aan een boterham, waar slapen we vanavond?

Dat geldt ook voor ouders. Een ouder die constant stress heeft over geld, is alleen maar bezig met vandaag: ik heb nog tien euro voor vier dagen; welke keuze ga ik nu maken? Dan hebben ze helemaal geen ruimte om erover na te denken of ze misschien een opleiding kunnen gaan volgen of kunnen gaan werken. Als jij weet: ik heb het niet breed, maar mijn geld is op orde; ik kan mijn rekeningen betalen, ik word mijn huis niet uitgezet, ik heb warm water en ik kan mijn kinderen eten geven, dan pas komt er ruimte voor de ouders om zich te ontwikkelen. En daar heeft het hele gezin baat bij.

En dat begint al in de baarmoeder. Uit een groot onderzoek De eerste duizend dagen blijkt dat als een moeder een stressvolle zwangerschap heeft, dat dat een negatieve invloed heeft op de ontwikkeling van haar kind.
Daarom proberen we er al aan het begin van die duizend dagen te zijn. Als een zwangere vrouw weet dat er een bedje is voor haar kind en dat ze over vier jaar schuldenvrij is, kan ze met veel minder stress haar zwangerschap door.

Nee, ook de Belastingdienst is een grote boosdoener. Die berekent alle toeslagen vooraf en als er dan iets verandert in je situatie, moet je dat achteraf terugbetalen. Mensen hebben vaak geen idee hoe dat werkt en moeten soms wel € 1500 terugbetalen. Maar dat geld is al uitgegeven, dus dat kunnen ze niet. Daar komt dan een boete op, en daarna weer een boete op de boete. En dan is het bedrag binnen een paar maanden zo hoog dat ze de schuldsanering in moeten.
Ook organisaties waar je op afbetaling of achteraf kan betalen, rekenen heel snel boetes. Dat hele schuldensysteem moet een keer op de schop. Dat is een soort moeras. Je kunt veel meter met mensen in gesprek gaan, dan kom je een stuk verder.

Als een kind vaak te kleine kleren heeft, als het ver weg woont en toch altijd lopend naar school komt, als het soms geen eten mee heeft naar school. Als het nooit een partijtje geeft, nooit op kinderfeestjes komt, vaak te laat komt. Als het niet meegaan op schoolreisje – dat zijn allemaal signalen.

Zeker. Als je weet dat een gezin in de klas van jouw kind een laag inkomen heeft, kan je gewoon naar die moeder toestappen en vragen: wat kan ik voor je doen?

Zelden. Onze ervaring is dat het eigenlijk altijd heel welkom is. Het ligt er natuurlijk wel aan hoe je iemand aanspreekt. Ik zou niet zeggen: “Ik zie dat je arm bent”, maar bijvoorbeeld wel: “Ik heb gehoord van mijn zoon dat je kind soms zonder brood naar school komt. Kan ik helpen? Zal ik extra boterhammen smeren? Wat vind je fijn? Of is er iets anders aan de hand?”
Als iemand niet wil praten, merk je dat wel. Maar de meeste mensen staan open voor hulp en juist in deze situatie is het heel fijn om een netwerk te krijgen, want dat ontbreekt vaak.

Ja, dat is wat onze maatschappij doet. We maken er een taboe van en we praten er niet over. Maar als iemand z’n been heeft gebroken, bied je ook hulp aan. Waarom zou je dan geen hulp aanbieden als het financieel niet goed gaat?
Het is natuurlijk een heel kwetsbaar onderwerp, maar dat was geestelijke gezondheid vroeger ook. En het is heel schadelijk dat er zo weinig over wordt gepraat, want daardoor komt de hulp zo weinig op gang. Als je open en zonder oordeel vraagt: “Kan ik je ergens mee helpen?” opent dat werelden.

Interview: Marijke Verduijn
Foto: SINA

SINA wordt gesubsidieerd door de gemeente en krijgt donaties van organisaties, bedrijven en particulieren. De medewerkers van SINA bereiken jaarlijks zo’n 5.000 kinderen. Tien procent van hen wordt na de eerste hulp nog verder begeleid. Ouders kunnen SINA zelf benaderen. Ook professionals kunnen een gezin aandragen, maar SINA komt alleen langs als de ouders dat goed vinden.