‘Waarom nemen we voor lief dat onze kinderen de straat is afgenomen?’

‘Waarom nemen we voor lief dat onze kinderen de straat is afgenomen?’

Nog niet zo lang geleden dienden straten voor van alles en nog wat. Het was de ruimte tussen de huizen waar mensen elkaar ontmoetten, waar kinderen speelden en ieder zijn gang ging. ‘Maar sinds de auto zijn intrede deed, zijn we gaan denken dat iedereen individueel zo snel en eenvoudig mogelijk van A naar B moet kunnen komen. Dat verhaal zijn we honderd jaar geleden gaan vertellen en daar hebben we de straten sindsdien op ingericht’, zegt Marco te Brömmelstroet. ‘Maar waar eindigen we dan? Auto’s worden steeds groter en fietsen steeds sneller. En is het eigenlijk wel een goed idee dat grote, zware vrachtwagens op elk moment van de dag door drukke straten kunnen rijden?’

‘Je kunt ook een ander verhaal vertellen’, zegt Marco. ‘Een verhaal waarin de publieke ruimte van ons allemaal is. Een ruimte waarin je je kind zonder angst de straat op durft te laten gaan. Waarin je elkaar kunt ontmoeten. Een ruimte waarin voetgangers gelijkwaardig zijn aan het autoverkeer. Ik zeg niet dat auto’s slecht zijn, maar wel dat we er op een bepaalde manier naar kijken. Door die manier van kijken, accepteren we dat kinderen steeds minder op straat spelen. Dat ze niet meer zelf fietsen, maar in een bakfiets of een auto worden vervoerd. Dat ze uitlaatgassen inademen. Met alle gevolgen voor hun fysieke-, mentale- en sociale gezondheid van dien. Dat is niet vanzelfsprekend, maar een keuze.’

Die keuze kost ons méér dan we ons vaak bewust zijn. ‘Twee keer per dag komt er iemand niet meer thuis uit het verkeer. Dat is ruim 600 keer per jaar een kind, een ouder, een opa of oma, een vriendje. Waarom hebben het daar zo weinig over? Als iets anders zoveel slachtoffers zou eisen, zouden we daar massaal tegen in opstand komen.’ 

‘Als je dit soort vragen stelt, voelt dat heel radicaal,’ zegt Marco. ‘Maar is het echt radicaal om te vragen dat 8-jarige kinderen zelfstandig naar school kunnen? De meerderheid van de mensen voelt wel dat daar iets in zit.’
Hij heeft ervaring. In zijn woonplaats Ede werd een nieuwe school gebouwd. Het ontwerp voorzag in een schoolplein van 740 vierkante meter en anderhalf keer zoveel ruimte voor parkeerplaatsen en een kiss-and-ride. 1100 vierkante meter die alleen ’s morgens en ’s middags een half uur zou worden gebruikt. Zou de school ouders niet kunnen stimuleren om hun kinderen minder vaak met de auto naar school te brengen, of verderop te parkeren?, vroeg Marco zich af. Dan had je al die parkeerplaatsen en de kiss-and-ride niet nodig en kwam er ruimte voor een groter schoolplein.

De gemeente was niet voor. Normen zijn normen. En was er wel draagvlak voor dit woeste plan? Het vroeg een lange adem, heel veel energie en uiteindelijk een huis-aan-huisactie, waarbij het overgrote deel van de wijk vóór stemde. Maar toen verviel de kiss-and-ride toch en werd het schoolplein bijna twee keer zo groot. De kinderen mochten meepraten over de invulling ervan. Dat deden ze enthousiast: ‘Een trampoline. Een zwembad. Een wipwap. Fstopplekken.’

Er zijn méér goede voorbeelden. In Den Haag is een ‘schoolstraat’, die ’s morgens en ’s middags rond de schoolbel wordt afgesloten met een hek, zodat er geen auto’s in kunnen. In Parijs zijn in twee jaar zo al 180 schoolstraten gekomen.

Of neem de Bicibus in Barcelona. ‘Daar begonnen een paar ouders met een groepje kinderen een paar dagen in de week samen naar school te fietsen. Dat werd een feest, met muziek er bij en zo. Al gauw deden ze het elke dag en met een steeds grotere groep. Nu is er door heel Barcelona een netwerk van haltes. Als je daar met je fiets om kwart over acht staat te wachten, komt de fietskaravaan langs en kan je al feestend met je vriendjes naar school fietsen.’

Het is niet altijd een succesverhaal. In Ede verdween de geplande kiss-and-ride, maar de – vrijwel altijd lege – parkeerplaatsen bleven. ‘95 procent van de ouders wil wel striktere maatregelen’, zegt Marco, ‘maar de school wil geen conflict met de overige 5 procent. Dat kan je ze ook niet kwalijk nemen. En als er allemaal lege parkeerplekken zijn, kan je het ouders ook niet kwalijk nemen als ze toch met de auto komen. Als je iets wil, moet je van hogerhand de norm veranderen. Net als met roken, pesten of snoep. Dat kun je niet afschuiven op ouders die elkaar aanspreken.

Maar wat ik mooi vind aan de Bicibus van Barcelona, is dat je dat gewoon kan gaan doen. Je hoeft geen dag te wachten. Want ouders hoeven zich niet bij het heersende verhaal neer te leggen. ‘Met boekjes van Veilig Verkeer Nederland trainen we onze kinderen hoe ze met gevaren op straat moeten omgaan. Hoe we veilige routes kunnen aanleggen. Maar ik denk dat ouders beter kunnen proberen om de straat terug te veroveren voor hun kinderen. Allereerst door zich af te vragen wat ze zelf anders kunnen doen. En ze kunnen zich organiseren. Je bent niet alleen. Organiseer een discussie op school: hoe staan we hier in? Vinden we het normaal dat kinderen gevaar lopen? Ga naar de gemeenteraad. Mail politici. Je hebt invloed. In Ede is een motie aangenomen dat achtjarige kinderen zelfstandig naar school moeten kunnen. Daar moet de gemeente nu gaan nadenken over de vraag: hoe gaan we dat organiseren?’

Marco te Brömmelstroet is hoogleraar stedelijke mobiliteit aan de Universiteit van Amsterdam en online ook bekend als ‘fietsprofessor’. Samen met Thalia Verkade schreef hij ‘Het recht van de snelste. Hoe ons verkeer steeds asocialer werd.’ Ook publiceerde hij het manifest De Rechtvaardige Straat. In de Week van de Rechtvaardige Straat – van 6 tot12 april – staat iedere dag een ander thema centraal. Zo is dinsdag 7 april de Dag van het zorgeloze kind: hoe komen we tot ruimtes waar kinderen en ouders zich minder zorgen hoeven te maken?
De activiteiten van de Week van de Rechtvaardige Straat komen begin maart online. Ouders en scholen kunnen zich bij deze activiteiten aansluiten, ook zelf activiteiten aanmelden en
het manifest ondertekenen.

Interview: Marijke Verduijn
Foto: Richard Gilissen